Tijd

Een meedogenloos dier was het. Een bloeddorstige rover. Primitief. Uit zijn krachten gegroeid. Zo denkt men vaak over deze dinosauriër, de Tyrannosaurus rex, bij een breed publiek populair geworden door de film Jurassic Park. En nu is er dan dat schitterende exemplaar in museum Naturalis.

Op naar Leiden!

Het begin van de tentoonstelling is een beetje een tegenvaller. Zalen met mechanisch bewegende modellen van dinosauriërs op ware grootte, zogenaamd levensecht. Knap gedaan allemaal, maar zielloos. De bezoekers lijken niet onder de indruk. Ontspannen nemen ze foto’s, met de giganten als achtergronddecor. Vooral selfies zijn populair, er is zelfs iemand stuntelig in de weer met een selfiestick.

Gelukkig nadert het Ultieme Skelet, opgegraven in Montana, Verenigde Staten. Lichtgespannen wacht ik nog even, voordat ik de hoek omga, de Grote Zaal in. Daar maak ik eerst omtrekkende bewegingen, en ontwijk het fossiel. Met een wezen van dit kaliber moet je immers niet te hard van stapel lopen. Het is stil in de ruimte, maar toch blijk ik niet alleen te zijn. In de luwte van de zaal zitten twee mannen op een bankje, met hun ruggen afgewend van de Tyrannosaurus. Ze praten gedempt, met naar elkaar toegebogen hoofden, alsof ze een complot smeden. Maar ik negeer de geheimzinnige sfeer, want de Tyranno, of laat ik haar Tyranna noemen, het gaat immers om een vrouwtje, brult om aandacht.

Met gebogen hoofd stap ik naar voren en stop op een paar meter afstand van de massieve schedel. Ik richt mijn blik en sta oog in oog met dit compromisloze wezen … het eerste woord dat in me opkomt is ‘tijd’ … ja, meisje, oud ben je … 67 miljoen jaar … en ik begin te lopen, langs dertien meter fossiel, dorstig naar details, vormen, structuren … ik zie de korte S-vormige nek, de horizontale rug en de lange staart als contragewicht … de schedel is breed, vooral aan de achterkant, waar de volumineuze spieren aan vastzaten, om te kunnen bijten, rukken, scheuren … en dan die tanden … dolken zijn het, een centimetertje of dertig lang … waarschijnlijk kon Tyranna botten in één keer doorbijten … maar of ze een volbloed jager was, blijft de vraag … ze kon snel lopen, maar, vanwege de duizenden kilo’s lichaamsgewicht, niet rennen … het jagen vanuit hinderlagen was, om dezelfde reden, ook lastig … probeer je met zo’n lijf maar eens te verbergen … de waarheid ligt waarschijnlijk in het midden … misschien was Tyranna een opportunist, een rover, maar tegelijk niet vies van aas …

En zo tuimel je van de ene vraag in de andere. Want welk dieren zou ze het liefst gegeten hebben? Dit moet zo’n beetje haar menukaart zijn geweest:

Populair was waarschijnlijk de Ankylosaurus, op de afbeelding staat die halfverborgen achter de Tyrannosaurus. Een planteneter, maar desondanks geen gemakkelijke prooi. Het dier had een dik pantser van platte botten en een krachtige staartknots waarmee ze venijnig uit kon halen. Een andere lekkernij was de Triceratops, uiterst rechts op de foto. Dat was ook geen gemakkelijke prooi, want hij was beweeglijker dan de Tyrannosaurus en kon zich verweren met de kophoorns. Je ziet de evolutionaire wapenwedloop van deze dieren voor je. De Tyrannosaurus zette in op groter en sterker, op pure kracht, op gigantisme. De Ankylosaurus koos de strategie van de verdediging, door te evolueren tot een tank op poten. De Triceratops specialiseerde zich in dolkstoten en snelheid. Deze dino’s hebben elkaar door de tijd heen opgefokt in hun tegengestelde eigenschappen … zo werkt evolutionair karma …

Even een adempauze. Ik neem plaats op het bankje naast de twee mannen, type fitte pensionado’s. Ze zien er gesoigneerd uit, de ene met een kale schedel en snorbaard, die aan Freud doen denken, de ander met warrig-wit haar à la Einstein. Ze neigen naar elkaar terwijl hun ruggen lichtjes heen en weer wiegen … ik spits mijn oren … ze zijn maar nét te verstaan … ze praten atypisch … ritmisch … en dan dringt het tot me door dat ze dichtregels reciteren!
Einstein neemt het woord: ‘Deze is van Vasalis …’
Niet te geloven … mijn favoriete dichteres!
‘Eb …’ zo declameert hij op zachte, gedragen toon. ‘Ik trek mij terug en wacht … dit is de tijd die niet verloren gaat … iedere minuut zet zich in toekomst om … ik ben een oceaan van wachten … waterdun omhuld door het ogenblik …’
Vloeiend en vanzelfsprekend vult Freud hem aan, alsof het afgesproken werk is: ‘Nee … er is geen tijd … of is er niets dan tijd?’
Einstein kijkt me eventjes aan. Ik voel me betrapt, glimlach verontschuldigend en sta op, verlegen om mijn voyeurisme.

Volgende ronde. Ik stop bij de achterpoten … onvoorstelbaar … de heupkop reikt tot zo’n vier meter hoogte … waarschijnlijk kon de poot niet zijwaarts bewegen … letterlijk was ze gericht op voortbewegen … en dan die tenen … als je bedenkt dat mevrouw zo’n 5000 kilo schoon aan de haak heeft gewogen, en als je dat gewicht verdeelt over drie tenen per poot, dan is dat per teen … even rekenen … een slordige 1700 kilo … en dan, als een geniale tegenstelling met die reuzenpoten, zijn daar de voorpoten … daar is alles juist klein, onbeholpen ogend … niet langer dan een mensenarm zijn ze en de handpalm bevat slechts twee, naar elkaar wijzende vingers … onbruikbaar om voedsel mee naar de bek te brengen … misschien hebben ze een rol gespeeld bij het opstaan vanuit ligstand of zijn ze evolutionaire rudimenten van een ooit volledig vierpotig stadium.

Ik keer terug naar mijn bankje. De mannen naast me zijn nog steeds onverstoorbaar verdiept in hun wonderlijke dialoog. Nu is het Freud die begint: ‘Ook deze is van Vasalis … ik droomde dat ik langzaam leefde … langzamer dan de oudste steen.’ Hij spreekt plechtig, met iets opgeheven kin. ‘Ik zag de drang waarmee bomen zich uit de aarde wrongen … terwijl ze hees en hortend zongen ….’ Even is er een kleine hapering, maar hij herpakt zich. ‘Ik zag de tremor van de zee … het zwellen en haastig slinken … zoals een grote keel kan drinken.’

En dan is het voorbij. Zwijgend staan ze op en verlaten de zaal, zonder nog naar Tyranna te kijken. Ik ben alleen, samen met die oude vrouw. Van de weeromstuit schiet één van de weinige dichtregels die ik uit het hoofd ken, me te binnen. Ida Gerhardt: ‘Zeven maal om de aarde gaan … als het zou moeten op handen en voeten … zevenmaal om die ene te begroeten.’

Zo gezegd, zo gedaan … ik loop om Tyranna heen … één rondje … twee … drie … als in een film passeren weer al die duizelingwekkende details waar zich nieuwe bijvoegen … de grote, naar voren gerichte oogkassen die op dieptezien duiden … de forse neusgaten … de nekribben … de elegante, golvende rij staartwervels … de binnenkant van de borstkas die oogt als abstracte kunst …

Vierde rondje. Ik probeer me een voorstelling te maken van de wereld buiten deze zaal, maar de beelden verdampen.

Vijfde.

Zesde.

Zevende rondje … nee … dat stereotype beeld van de Tyrannosaurus klopt niet. Ze is niet die wrede, logge, domme sauriër die de meteorietinslag aan het einde van het Krijt niet wist te overleven. Bijna 200 miljoen jaar lang leefden dinosauriërs, in een enorme diversiteit. Hun uitsterven schiep ruimte voor de ontwikkeling van de zoogdieren … en daarmee ook voor de Homo sapiens, die pas een luttele 125 000 jaar op aarde rondloopt … een laatste keer kijk ik naar dat prachtige skelet, die gestolde evolutionaire vormkracht en verlaat met de hoed in de hand de zaal.

3 gedachtes over “Tijd

  1. Jaap

    Leuk en heel beeldend beschreven, Frans. Dankjewel.
    Maar ik denk dat deze passage “en dan, als een geniale tegenstelling met die reuzenpoten, zijn daar de voorpoten … daar is alles juist klein, onbeholpen ogend … niet langer dan een mensenarm zijn ze en de handpalm bevat slechts twee, naar elkaar wijzende vingers … onbruikbaar om voedsel mee naar de bek te brengen … misschien hebben ze een rol gespeeld bij het opstaan vanuit ligstand of zijn ze evolutionaire rudimenten van een ooit volledig vierpotig stadium” niets meer en niets minder verbeeldt hoe ook hier in dit prachtige dier het menselijke zich al probeerde te manifesteren (vloeken in de kerk van Freek Vonk en Darwin). Slip of the tongue? Verward door de poezie?

    1. Frans Olofsen

      Dank voor je reactie, beste Jaap. Ik begrijp je punt, en heb erover nagedacht, maar twijfel. De Tyrannosaurus is lange tijd afgebeeld als rechtop lopend. Uit meer recent onderzoek blijkt dat dit onjuist is. Hij liep voorovergebogen, met een min of meer horizontale rug. De hele gestalte is daar ook op gebouwd: enorme kracht en massa voorin en de lange, sterke staart als contragewicht voor dat alles. In Naturalis is de Tyrannosaurus ook op deze wijze weergegeven.

Laat een reactie achter op Jaap Reactie annuleren

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s