Een leerling, waarvan ik al wist dat ze biologie wil gaan studeren, stapte wat verlegen op me af. Ze zei dat twijfelde over haar studiekeuze want ‘ik durf niet in dieren te snijden’. Ik daagde haar uit: koop dierlijk materiaal op de markt, dan gaan we samen aan de slag.
Weken later kwam ze aanlopen, terug van de markt, met een plastic tasje in de hand. Ze haalde het pakketje eruit en vouwde het vispapier open. Een inktvis. De verkoper had haar gewaarschuwd, dat ‘er niet zoveel aan te zien was’. De kosten stonden op het kassabonnetje: 2 euro 16.
Daar zaten we dan, met een exemplaar van de pijlinktvis, de Loligo vulgaris, voor ons. Roerloos lag het dier in een snijbak met water. Latex handschoenen aan, scherp mesje in het scalpel. Ze kon beginnen. Haar hoofd neigde iets naar achteren, de neus probeerde ze weg te drukken in de kraag van haar overhemd. Ze twijfelde, maar zette door.
De eerste snede. Ooit heeft de mensheid die gemaakt, met als doel om de natuur verder te leren begrijpen. Dat gebeurde waarschijnlijk ergens aan het begin van de Renaissance, toen de huidige wetenschap zijn eerste schreden zette. Mensen raakten in de ban van de concrete werkelijkheid om hen heen. We zijn nu eeuwen verder, maar nog steeds, zo blijkt uit onderzoek onder studenten, blijkt die eerste snede een fundamentele barrière tijdens snijpractica te zijn. Mensen hebben een natuurlijke neiging om, oog in oog met het hele, nog intacte dier, een grens te voelen.
Voorzichtig, maar manmoedig, zette ze de eerste snede. Het was alsof er een toneeldoek openging. Een wonderlijk schouwspel van structuren ontvouwde zich. Het inwendige van het dier, dat zó’n ander bouwplan heeft dan de mens, kwam vrij: het kristalheldere, inwendige schild (de ‘zeepen’), de afsluitbare trechter, het papegaaiensnaveltje, de inktzakken, de kieuwen, het kieuwhart, de kogelronde ooglens … de verkoper had ongelijk! En bij haar gebeurde niet wat nog wel eens optreedt tijdens snijpractica, namelijk dat bij leerlingen, als je niet oppast, ‘de beer’ losbreekt, dat ze steeds grover te werk gaan en respectloos gaan ‘hakken’. Maar zij bleef uiterst geconcentreerd bezig, met groeiende verwondering. Ze toonde daarmee een belangrijke eigenschap van degenen die dissecteren: gezonde exploratiedrang koppelen aan verwondering en respect voor het te onderzoeken object.
Een paar dagen later sprak ik haar weer. Ze vertelde dat ze nog steeds onder de indruk was van ze had meegemaakt. Nee, dat kwam niet omdat ze had durven snijden. De schoonheid van het dier, van buiten en van binnen, dát was bijgebleven. Het snijpracticum was ‘de mooiste belevenis’ uit haar schooltijd. En dat voor maar 2 euro 16!