Kersenoorlog (deel 2)

Ooit gehoord van de Amerikaanse vogelkers, de Prunus serotina? Groter is de kans dat je de naam ‘bospest’ kent. Tegen die boom is een ware strijd gaande, zoals in de duinen tussen IJmuiden en Zandvoort, in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland (zie ook deel 1). Kosten: vijf ton. Het is een project dat vragen oproept. Is deze boom werkelijk een plaag (aan het worden)? Vanuit welke visie wordt de bestrijding aangepakt? (Lees vooral ook het uitgebreide, kritische commentaar dat boswachter Wout te Boekhorst bij dit stuk heeft geschreven!)

Door de globalisering leven er in Nederland soorten die hier van nature niet voorkomen. Bekende voorbeelden van deze ‘exoten’ zijn de halsbandparkiet, de muskusrat (ingevoerd vanwege de pels) en de Amerikaanse rivierkreeft (via de aquariumhandel in onze rivieren terechtgekomen). Plantaardige exoten springen minder in het oog, maar zijn er wel degelijk, zoals de Vogelkers.

In de zeventiende eeuw werd ze uit Noord-Amerika geïmporteerd en gebruikt als sierboom, later ook voor de productie van meubelhout. Vanaf 1930 vond massale aanplant plaats als vulhout en brandremmer in productiebossen. Al die hooggespannen verwachtingen zijn niet uitgekomen. Wel werd duidelijk dat, vanaf de vijftiger jaren, de Vogelkers het goed deed, té goed, volgens sommigen. Ze kreeg de dreigende bijnaam ‘bospest’. Ook in de duinen van Zuid-Kennemerland is de boom onmiskenbaar aanwezig en vestigt zich daar (vooral) in het halfopen duinlandschap. De angst leeft dat de Vogelkers grote delen van het duin gaat overwoekeren.

Hoe wordt de bestrijding aangepakt? Rooien is een mogelijkheid of uitputting, door de schors te ringen of nieuwe scheuten te verwijderen. Een veelgebruikte strategie is het uitzetten van ‘grote grazers’. Een keur aan exotische dieren bevolkt inmiddels onze duinen: konikpaarden, Shetlanders, wisenten, Schotse hooglanders, Drentse heideschapen. Ze eten de kiemplantjes van de Vogelkers op of knagen aan de schors van de oudere exemplaren. Uiteindelijk, tegen wil en dank, komt de chemie in beeld. Veel gebruikt is het bestrijdingsmiddel glyfosaat, bekend onder de merknaam Roundup, van de agrochemische gigant Monsanto. Dit middel is omstreden: mogelijk giftig voor mens en dier, matig afbreekbaar en er bestaat risico op giftige omzettingsproducten. Overigens staat fabrikant Monsanto zélf ook in kritisch daglicht.

In het Nationaal Park Zuid-Kennemerland zet men in op ‘geïntegreerde’ bestrijding. De grote, zaaddragende bomen worden omgezaagd en het zaagvlak ingesmeerd met glyfosaat (zie de foto boven). Deze werkwijze anticipeert op de achilleshiel van de Vogelkers: de zaden zijn niet meer dan vier jaar kiemkrachtig. Vervolgens pakken de grote grazers de jonge planten aan. Toch is succes niet verzekerd. De Vogelkers heeft namelijk een groot regeneratievermogen. Na beschadiging vormt ze snel nieuwe scheuten, vooral vanuit de wortels. Bovendien, zoals de naam suggereert, zijn vogels (vooral duiven en merels) dol op de bessen en verspreiden het zaad over grote afstanden. Massaal rooien is niet haalbaar voor kwetsbare natuurgebieden en bovendien te arbeidsintensief. Er is nog iets: de natuurbeheerders creëren in hun streven naar een open duinlandschap omstandigheden die juist gunstig zijn voor de Vogelkers. De zaailingen zijn namelijk lichtminnend. Ook de activiteiten van de grote grazers zouden in dit opzicht eerder stimulerend dan remmend kunnen werken. Nóg een complicatie: de bestrijding van de boom is niet wettelijk verplicht. 

Maar wat gebeurt er als we de prunussen hun gang laten gaan? Gaat het duinlandschap dan te gronde? Krijgen we één groot Vogelkersbos? Nergens tref ik hierover bij de natuurbeheerders een lange termijnvisie aan. Het lijkt of er gewerkt wordt met een impliciete, onbewezen aanname: de invloed van de Vogelkers is desastreus. De natuurbeheerders lijken verwikkeld in een oorlog tegen de boom, inclusief de bijbehorende strijdtechnieken en retoriek, zoals het gebruik van het woord ‘bospest’.

Ik waag een sprong in die verre toekomst.

Aan de Nederlandse kust hebben we de zee bedwongen. Het gevolg daarvan is dat het achterliggende duinlandschap zich wil ontwikkelen naar een ‘climaxecosysteem’ zoals dat is waar te nemen in het oude binnenduin. Binnen die ontwikkeling doet de Vogelkers niet veel anders dan wat andere planten, zoals liguster en duindoorn, doen. Ze vormt een tussenschakel in de natuurlijke ontwikkeling van jong, zeewaarts gericht (pionier)duin naar oud, landinwaarts gericht (climax)duin. In dat laatste duin zal de Vogelkers op lange termijn waarschijnlijk een ondergeschikte rol gaan vervullen.

Toch bestrijden we. Want mensen, inclusief de natuurbeheerders, hebben het niet zo op climaxvegetaties. Eerder houden we van open, zich ontwikkelende landschappen. We willen verstuivende duinen, net zoals we open heidevelden willen. Dus strijden we onder de kop ‘natuurontwikkeling’ tegen de intrinsieke neiging van onze duinen om zich landinwaarts tot een gemengd bos te ontwikkelen. Maar wat is eigenlijk ‘de oorspronkelijke staat’ van de duinen? In de tijdlijn van de duinontwikkeling is de klok ergens stilgezet. De natuurbeheerders lijken terug te willen naar een soort oernatuur die nog onbevuild is door menselijke invloed en vrij van exoten als de bospest. Tegelijkertijd worden in het Nationaal Park andere exoten juist beschermd, zoals de zwarte dennen. Die zijn daar aangeplant op advies van de grote natuurbeschermer Jac. P. Thijsse om verstuiving van de oude duintoppen tegen te gaan. Zo zie je maar: dat simpele, vredige woord ‘natuur’ blijkt een vat vol belangentegenstellingen, ook in kringen van natuurbeheerders.

Gelukkig kan ik een nieuwtje melden. In Nederland is namelijk een nieuwe exoot gevonden: de Noord-Amerikaanse boorvlieg, de Rhagoletis cingulata. De larve van dit dier ontwikkelt zich in de vruchten van … de Vogelkers. Inmiddels heeft het insect zich over een groot deel van ons land verspreid. Weer een probleem erbij, want de larven houden ook van onze consumptiekers, die nauwverwant is aan de Vogelkers. Bestrijden die vlieg? Of juist laten leven, als biologische bestrijding van de Vogelkers?

Tenslotte een foto van een kiemplantje, opgevist uit een oude vlaai van een grote grazer, vlak achter de zeereep, in hetzelfde Nationaal Park … drie keer raden … inderdaad … van een Vogelkers!

3 gedachtes over “Kersenoorlog (deel 2)

  1. Menno Schilthuizen

    Ik doe al drie jaar onderzoek naar de herbivoren op Amerikaanse Vogelkers in Zuid-Kennemerland en net als u sta ik versteld van het gemak waarmee groot materieel en pesticiden worden ingezet om een plant te bestrijden die inmiddels officieel tot de inheemse flora behoort en bovendien, zo blijkt uit ons onderzoek, inmiddels heel wat oecologische interacties heeft aangegaan met plantenetende insecten. Als we de evolutie nog eventjes zijn werk laten gaan, maak ik me sterk dat de soort, miljoenen weggegooid natuurbeschermingsgeld later, net zoals veel andere “invasieven” vroeg of laat zijn “agressieve” karakter zal verliezen en een sluimerend bestaan in de Nederlandse natuur zal gaan leiden.

  2. Kees de Bakker

    Ik ben een liefhebber van de Vogelkers. Eind augustus wordt de vrucht donkerblauw en is hij op zijn lekkerst. Elke ochtend proef ik dan weer even van deze heerlijke kers. Ik vind het vreselijk als hij uit de duinen zou verdwijnen. Na de brand in de duinen bij Schoorl (april 2010) schreef ik het volgende gedicht, dat ook refereert naar de bestrijding van de Vogelkers:

    Heb meelij met mijn Amerikaanse vogelkers.
    Vele heesters zijn gestorven bij de duinbrand,
    zo lazen we niet in de krant, geen hard nieuws,
    maar ik weet, juist nu: de kers was vers.
    Rijp en bijna zwart net als het maanlandschap dat ons rest,
    bijna tweehonderd hectaren verliest Staatsbosbeheer
    en ik mijn Amerikaanse vogelkers.
    Hoeveel kersen gingen daardoor teloor aan sap, jam of wijn?
    De bospest moest worden uitgeroeid zei PWN vorig jaar,
    Staatsbosbeheer deed het wat genuanceerder en maakte een gebaar,
    maar eigenlijk waren ze er beide van overtuigd:
    De Amerikaanse vogelkers verdringt bomen en planten.
    God heeft hen een handje geholpen,
    mijn Amerikaanse vogelkers stierf een zachte dood.
    Bijna 100 vluchten van helikopters,
    een Cougar en een Chinook met waterbommen van 2500 liter
    zoefden over onze hoofden.

    Helaas, mijn Amerikaanse vogelkers was er niet mee geholpen.

    Vanmorgen proefde ik de Amerikaanse vogelkers in de duinen,
    de smaak was niet aangetast door rook van de brand,
    zo vreesde ik na het lezen van de krant.
    Gelukkig, maar ik ween nog steeds om het verlies.
    Ik las er niets over in de pers, maar toch:
    Heb allen meelij met mijn Amerikaanse vogelkers.

    Kees de Bakker,
    liefhebber van de Amerikaanse vogelkers

  3. Wout

    Onderstaand commentaar is afkomstig van Wout te Boekhorst, boswachter PWN Zuid-Kennemerland.

    De Prunus serotina (Amerikaanse vogelkers) is vooral aangeplant in de dennenbossen als bodemverbeteraar. Doordat de plant hier geen vijanden heeft zoals in het land van herkomst, is hij in staat om enorm te woekeren. De bodemschimmel die hem remt in z’n groei in Noord-Amerika is niet met de plant meeverhuisd. De duinen kennen een grote biodiversiteit. Veel afwisseling van verschillende biotopen met hun eigen planten en diersoorten. Wanneer een plant als een geïmporteerde Amerikaanse vogelkers de kans krijgt om te gaan woekeren, gaat dit altijd ten koste van de biodiversiteit. Natuurlijk kun je wachten tot er eens een rem komt op de explosieve uitbreiding van de plant. Maar met het enorme tempo van verspreiding, houdt dat wel in dat het duin zeker zal inleveren aan biodiversiteit. Met als gevolg dat we veel planten en diersoorten zullen verliezen?

    Het halfopen duinlandschap waar je het over hebt, was vóór de komst van de Prunus een open duinlandschap. De grazers, die je “exotische dieren” dieren noemt, zijn voor een beheerder makkelijker in de hand te houden dan een op hol geslagen exoot als de Amerikaanse vogelkers. Dat vee moet je zien als stand-in konijnen. Wanneer de konijnenstand weer aantrekt en in staat blijkt de begrazing weer over te nemen zullen de grote grazers weer uit het gebied verdwijnen.

    Het bestrijdingsmiddel glyfosaat is verkrijgbaar onder meerdere merknamen, Roundup van Monsanto is er slechts één van. Tijdens het prunusproject wordt glyfosaat van Achrichem (een concurrent van Monsanto) gebruikt door mensen met het vereiste certificaat. Het middel glyfosaat wordt volop verkocht aan particulieren in diverse tuincentra en supermarkten onder de naam Roundup en Clearup en ook het merk HG brengt het als onkruidbestrijder op de markt. Natuurlijk ben je er als beheerder niet trots op dat je een bestrijdingsmiddel gebruikt. We hopen er dan ook op dat er nog eens een ander middel wordt gevonden dat net zo goed werkt. Helaas is dat nog steeds niet het geval. Ondanks het gebruik van het middel kost zo’n project veel geld. Wanneer we zouden gaan ringen en terugkomen voor nabeheer (soms wel 12 keer per struik) is een dergelijk project onbetaalbaar. De inzet van koeien, paarden en schapen is enkel goed voor bestrijding van kiemplanten. Grote exemplaren krijg je met vee niet weg. Zaailingen van Amerikaanse vogelkers zijn niet lichtminnend. Pas op latere leeftijd is deze soort wel lichtminnend. De kiemplanten gedijen goed in het hoge gras. Zo gauw het plantje boven het gras uitkijkt, is het niet meer vatbaar voor zonnebrand. Dat is het op jongere leeftijd wel. Het is dus zeer goed dat het vee de vergrassing tegen gaat. (zo heeft die koe toch ook weer z’n voordelen) Vele jonge prunussen verbranden nadat ze zijn blootgesteld aan de zon. Op latere leeftijd voelt de prunus zich wonder wel in open duin. Hij is dan al na 4 jaar zaaddragend, in het bos is dat pas twee jaar later. Bestrijding van Prunus is niet omschreven in een wet. Wel is omschreven in de Europese wet Natura 2000 dat de beheerder verplicht is om bepaalde habitats te beschermen. Grijze duinen (duingrasland) is daar één van. Deze biotoop wordt ernstig bedreigd door de Amerikaanse vogelkers.

    De duinen zijn zolang ze bestaan onder invloed geweest van de mens. Dat valt onder de cultuurhistorie van het gebied. Het behoud van de exotische dennenbossen op de duintoppen in Zuid-Kennemerland is kenmerkend voor het gebied. In Noord-Kennemerland zijn deze bossen voornamelijk in de dalen aangeplant. De dennen kennen een hoge belevingswaarde bij de duinbezoekers. Al zijn het Oostenrijkse en Corsicaanse dennen, de dreiging van massale verspreiding is veel minder als die van Amerikaanse Vogelkers. Dennenverjonging in open duin is vrij makkelijk in te dammen. Dennetjes die je afknipt lopen niet meer uit zoals de Prunus dat wel doet.

    Ik ben zeer geïnteresseerd in de ontwikkeling van de boorvlieg uit Noord-Amerika. Deze richt zich voornamelijk op de Amerikaanse vogelkers maar neemt zo nu en dan nog wel een uitstapje naar o.a de inheemse wilde kers en lijsterbes. Hij heeft in Amerika schade aangericht in de kersenteelt. Misschien vormt deze vlieg niet zo zeer een ecologische maar misschien wel een economische dreiging.

    Met vriendelijke groet, Wout.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s