We gingen naar plantjes kijken, W. en ik. Lekker ouderwets, flora en loupe mee.
Onderweg naar het landgoed Koningshof bij Haarlem spraken we over een krantenbericht: er was een plant gevonden van de Rode Lijst. Als je daar op staat, als levend wezen, dan ben je in het voortbestaan bedreigd. Het ging om het Stofzaad (Monotropa hypopitys). Vooral de vindplaats was ongewoon: in het Voorsterbos bij Kraggenburg (Flevoland). Normaal wordt hij namelijk (vooral) gevonden in de duinen, in de buurt en noordelijk van Haarlem. En omdat we daar gingen wandelen, kreeg onze tocht al snel een thema: Stofzaad vinden.
Nu is er over dat stofzaad veel te vertellen. Een paar feitjes. Op de foto boven zie je hem. Een ongewone jongen, dat zie je zo, zonder bladgroen. Het bijzondere zit in de samenlevingsvorm waar hij onderdeel van is. In strikte zin is hij een parasiet. Want de mineralen uit de bodem worden geleverd door schimmels die om zijn wortels groeien. Maar omdat Stofzaad geen bladgroen vormt, kan hij niet zelf zijn koolhydraten vormen. Maar ook daarvoor zorgen de schimmels door om boomwortels (van beuken, dennen en wilgen) te groeien, daar de koolhydraten uit te halen, en die aan Stofzaad af te geven. De schimmels vormen op deze wijze een ‘brug’ tussen Stofzaad en boom.
We liepen inmiddels in dat prachtige Koningshof en zagen in gedachten al de plek voor ons waar we Stofzaad zouden gaan vinden. Alsof het niets was kwamen we eerst nog een andere Rode Lijster tegen, de Betonie (Stachys officinalis). Daarna werd de aandacht gevangen door een plant die we niet herkenden:
Onze eerste reactie was ‘dat is een Toorts’! Want dat oertype straalde hij uit. Maar dan ga je beter kijken, met de flora erbij en loop je spaak. Je gaat zelfs bij andere families kijken en verdwaalt in de informatie. Voor degenen die wel eens determineren een bekend verschijnsel.
Foto’s genomen. Thuis verder zoeken.
Op naar Stofzaad!
W. ‘voelde gewoon’ dat we hem zouden vinden. Op een gegeven moment, in een stuk waarover we beiden een goed gevoel hadden, gingen we uiteen met, toegegeven, een licht concurrerend gevoel. Want wie zou hem als eerste vinden? Ik verliet het pad. Dat mag natuurlijk niet maar als je met zo’n Queeste bezig bent, dan gelden de officiële regels niet voor jou. Daar ben ik overigens wel voor gestraft: later die dag heb ik een teek moeten verwijderen. Soms verdenk ik de natuurbeschermers er stilletjes van dat ze de teken expres uitzetten. Want teken houden je op het pad. Ze zijn de beste boswachters.
Het was mooi, daar in dat kleine oerwoudje van naaldhout en uitbundige onderbegroeiing. Het stofzaad hing in de lucht en er was nog iets bijzonders: een helling vol met Wolfsmelken, de blaadjes in streng gelid naar beneden hangend. Mooi gezicht.
Maar geen Stofzaad.
Mijn mobiel ging af. De display gaf aan dat het W. was. Mijn eerste gedachte was: hij heeft hem gevonden! Niet dus.
Waar ik was.
We liepen naar de uitgang en likten een beetje onze wonden.
‘Weet je’ zei ik. ‘Het gaat om de weg en niet om het doel!’
‘Ja …’ zei W., met weinig overtuigingskracht. ‘Het was een mooie wandeling …’. Hij deed een voorstel: ‘Als we nu eens een tijdje niet aan Stofzaad denken, dan zul je zien dat hij ineens voor onze voeten staat!’
Goed plan.
Heel hard probeerde ik aan andere dingen te denken, maar merkte al snel dat Stofzaad alleen maar groter werd. ‘Heb jij dat ook?’
Ja, W. had dat ook.
Weer thuis … die onbekende plant opzoeken. W. moest even weg, iets kopen in de stad. Bij het weggaan droeg hij me plechtig en dringend op de naam te vinden. Licht gestrest ging ik aan de slag en begon toch weer te zoeken in de familie waartoe de Toorts behoort … en warempel … daar stond hij … Melige toorts, Verbascum lychnitis. En dan kom je meer te weten! Dat het ook een zeldzame plant is (toegegeven … niet op de Rode Lijst). Dat het hart van zijn areaal zuidelijk ligt en dat in Nederland de noordgrens loopt. Bij ons is hij dus letterlijk een grensganger! In de Haarlemse duinen is hij al meer dan een eeuw bekend, voornamelijk in bermen, op af en toe omgewerkte grond. Een beetje een mensvolger dus. Of hij houdt van de Konikpaarden, die in Koningshof onder de kop ‘natuurontwikkeling’ zijn uitgezet, is de vraag, want van de exemplaren die we zagen waren veel jonge toppen afgevreten (zie in dit verband ook het bericht over de Vogelkers).
W. kwam terug van de stad, keek me streng aan en … keurde de naam goed!
Melige toorts!
Nu wilde het toeval dat in de kamer waarin het determineren plaatsvond, ook drie vrouwen zaten. Ze hadden lol, dronken prosecco en aten van een aardbeientaart (met slagroom). We vertelden over onze ontdekking. Dat hadden we beter niet kunnen doen … meteen begonnen ze over seks! Het woord ‘stofzaad’ leidde tot een lachsalvo en het werd nog erger toen we onze Onverwachte Ontdekking erbij haalden: de Melige toorts. Ze bouwden een woordspeling op die we pas in tweede instantie begrepen … een melige toorts met stofzaad … ze schaterden het uit!
Maar we trokken ons er niets van aan, W. en ik. We koesterden de onverwachte uitkomst van onze zoektocht. Het doel hadden we niet bereikt, nee, maar de weg had wel iets moois opgeleverd: Stofzaad baart Melige toorts!
N.B. Uiteindelijk, via grillige omwegen, is de zoektocht naar Stofzaad tóch geslaagd. Klik hier voor het verhaal.
(De afbeelding van Stofzaad komt van Wikipedia)