Direct na binnenkomst stelde H. een vraag: ‘Hoeveel stoelen staan er in jouw huis?’ Lichtelijk overrompeld wees ik naar de zes exemplaren rond de eettafel. ‘En boven?’ drong hij aan, maar met een glimlach. ‘Laat maar zitten … het zal wel door mijn verhuizing komen dat ik zo met meubilair bezig ben!’
Later die avond, hij was al lang en breed vertrokken, borrelde zijn vraag weer naar boven en liep ik tóch nog even door het huis om te tellen … zestien stuks … best veel … nooit bij stilgestaan! Hoe dan ook, de toon was gezet en H.’s vraag nam obsessieve vormen aan. In de dagen erna zag ik eindeloze aantallen stoelen, banken, in de meest uiteenlopende vormen. De volgende stap was onvermijdelijk: een kwantitatief onderzoek naar het fenomeen stoel. Proefopzet: een dag lang niet zitten en tegelijkertijd het aantal stoelen tellen dat je tegenkomt. Het was nog even wachten op een geschikt moment, maar dat diende zich al snel aan in de vorm van een oningevulde zaterdag met stralend weer.
Aan de slag!
Staand ontbijten: prima te doen. Direct merk je een positieve uitwerking van het niet-zitten: je wint tijd. Je besteedt geen onnodige aandacht aan het mooi dekken van de tafel, eitjes koken, sinaasappels uitpersen – dat soort dingen. Lekker tempo maken! Ik pak het handtellertje, zet het op nul en besluit het spannend voor mezelf te houden door pas na afloop van het project naar het totale aantal geregistreerde stoelen te kijken. Buiten kijk ik met enig dedain naar de auto’s in mijn straat … feitelijk zijn dat rijdende stoelen. Ik twijfel nog even over mijn fiets … nee, ook die laat ik staan … een fiets is niets anders dan een mobiel zadel, en op een zadel zít je. Punt. Uit. Kortom, alleen lopen blijft als vervoersoptie over … en zo kuier ik de straat uit, richting het centrum van Haarlem. Waar mijn tocht precies heengaat, weet ik niet. Ik geef ruim baan aan mijn intuïtie en sla vrij willekeurig linksaf, rechtsaf … zo merk je nóg een positief aspect van het niet-zitten: je doorbreekt vastgeroeste patronen en leeft meer in het hier en nu. En met diezelfde intuïtie besluit ik in de toevallig naast me stoppende Connexxion-bus te stappen.
Er zijn welgeteld drie passagiers. Logisch, het is weekend en nog redelijk vroeg in de ochtend. Ik tuur naar buiten, met mijn duim in de aanslag op het tellertje. We rijden langs stadspark de Haarlemmerhout … overal staan bankjes … dat tikt meteen flink aan! Maar gaandeweg rijst de vraag of ik al die bankjes in de verte wel moet turven. Ik ga er immers niet op zitten. Daarom besluit ik het perspectief van mijn onderzoek te vernauwen en niet langer te spreken over ‘stoelen’ maar over ‘potentieel bereikbare stoelen’. Trouwens, ‘stoel’ is eigenlijk geen goed woord, gezien de grote variatie aan vormen. Beter is te spreken over ‘zitplaats’.
Bijna vergeet ik de zitplaatsen in de bus te tellen. En omdat die passen binnen de nieuwe definitie, ratelt mijn tellertje … maar toch doemt weer een volgend definiëringsvraagstuk op … wat te doen met de zitplaatsen van mijn medepassagiers? Ik besluit ze niet mee te tellen – ik kan moeilijk op hun schoot gaan zitten – en herdefinieer verder tot ‘potentieel bereikbare, niet-bezette zitplaatsen’. Vanwege de lengte van de definitie ligt een afkorting voor de hand: PBNZ. Maar hier laat ik het bij … je kunt wel aan de gang blijven … en zo groeit een zonnige, onbekommerde zaterdag al snel uit tot een hersenbrekend vraagstuk. Het blijkt maar weer hoe lastig het is om betrouwbaar kwantitatief onderzoek te doen. Daarom een waarschuwing: wantrouw de rekenmeesters! Ze komen weliswaar objectief en betrouwbaar over, met hun getallen en statistieken, maar voor je het weet venten ze niet-geëxpliciteerde aannames uit en dringen ze een gekleurde werkelijkheid aan je op.
Ik stap mijn favoriete koffietentje binnen en bestel een cappuccino, staand uiteraard. Gelukkig is er een barretje waar ik nonchalant tegenaan kan leunen. Ik pak de ochtendkrant, maar lees alleen de koppen … ja … lezen doe je toch vooral zittend. Een beetje jaloers kijk ik naar twee vrouwen die, pontificaal zittend, koffie drinken en taart met slagroom eten … dat is zeker een nadeel van niet-zitten … het is een nogal solistische, ongezellige bezigheid … maar niet getreurd … ik tel het aantal PNBZ’s in het café en blader wat door de zaterdagbijlage van een krant … een reportage over een huisinterieur … de bewoner beweert dat ‘zo’n beetje alles van IKEA komt’ … en ineens staat me helder voor ogen wat de volgende etappe van mijn project wordt … IKEA Haarlem … geniaal idee … als je ergens zicht kunt krijgen op het PBNZ-concept, dan is het daar wel!
En zo doorkruis ik de stad van west naar oost en beland in het industriegebied Waarderpolder. Dat had ik bij vertrek niet kunnen bevroeden … waar zal dit project eindigen? Daar is de grote draaideur … ik sta binnen … en dan … tja … dan ben je in IKEA … want IKEA is IKEA, waar ter wereld je ook bent … ik grijp naar het tellertje in mijn jaszak want direct in de ontvangsthal wemelt het van de PBNZ’s. Ik negeer het restaurant met al zijn zitmogelijkheden en doorkruis de zalen met bedden … ook daar blijken, onverwacht, toch aardig wat stoelen te staan …
En dan ben ik er, op de afdeling stoelen, of, in het licht van onderhavig onderzoek: de afdeling PBNZ. De aanblik is overdonderend. Eerst tel ik nog exact, maar al snel schattend, het is anders niet te doen … ja, waarom noemen we onszelf eigenlijk Homo sapiens, de wetende mens? Misschien is het beter te spreken van de zittende mens, de Homo sessilis … wat je allemaal tegenkomt … één PBNZ (zie foto boven) ziet er ronduit dreigend uit … het gaat om de PS VÅGÖ … een hagelwitte tuinstoel gemaakt van barstvrij, UV-gestabiliseerd kunststof … een ander exemplaar, gemaakt van bananenbladeren, ziet er juist weer heel ambachtelijk en zen uit … en dan, halverwege de afdeling, sta ik oog in oog met een ingenieus testapparaat dat eindeloos dezelfde drukbeweging uitvoert op een stoel … een display geeft het aantal keren weer … indrukwekkend … ruim twee miljoen keer … wat een slim bedrijf is IKEA … geniale dompteur van de zwaartekracht …
Even volgt er relatieve rust op de andere afdelingen, maar vlakbij de uitgang gapen de huizenhoge magazijnstellingen me aan … maar ik tel niet meer … en sta buiten, murwgebeukt … voorlopig even geen IKEA meer op mijn bordje … intuïtief loop ik weg van het woonwarenhuis, in de richting van Halfweg, langs de spoorlijn naar Amsterdam … eindelijk een PBNZ-vrij gebied … ik zet de pas erin … ja … ontzitten … desessiliseren … dat zou een mooi nieuw werkwoord kunnen zijn …
Ik loop Halfweg in. Bijna zes uur ben ik onderweg en merk het aan mijn rug. Mijn dorstig oog valt op een groot etablissement: Cafetaria Lunchroom Sandwich City. Ik loop naar binnen. Het is er gierend leeg, ik ben de enige klant. Tientallen PBNZ’s gapen me hongerig aan. Om het zitten nog wat uit te stellen, doe ik mijn bestelling aan de kassa. De vrouw kijkt me onderzoekend aan … ik blijf zo lang mogelijk staan, maar al snel komt ze aanlopen … ik wil haar niet in verlegenheid brengen en zijg neer achter een tafeltje … oeff … wat kan zitten lekker zijn … rozig onderuitgezakt pak ik het tellertje en lees het eindresultaat, wetende dat het om een fractie gaat van het daadwerkelijke aantal eetkamerstoelen, bureaustoelen, tuinstoelen, kinderstoelen, schommelstoelen, krukjes, banken … 2341 …