De gelukkige klas

Theo Thijssen

Soms lijkt het wel of de ene helft van Nederland de andere helft controleert. Een illustratief voorbeeld daarvan levert het deze maand uitgegeven advies van de Onderwijsraad onder de titel ‘Naar doelmatiger onderwijs’.

Wat staat er in dat advies? Ik zal een poging doen. Zoals de titel suggereert moet het onderwijs doelmatig(er) worden. Momenteel heerst er teveel een gelijkheidscultuur. De verschillen binnen het onderwijs moeten beter benoemd en benut worden. Daarom moeten docenten hun tijdsbesteding en verrichte taken meer gaan verantwoorden. Ze moeten gaan tijdschrijven, net zoals andere hoogopgeleiden dat doen. Helaas voelen docenten dat nu nog als bedreigend. Maar daar zal een kentering in komen, want ze zullen er zelf de vruchten van gaan plukken! Immers, als je gaat meten, ontstaat er vanzelf meer erkenning en waardering voor verschillen in inzet. Zo creëer je meer motivatie die de doelmatigheid weer verhoogt. Aldus deze cirkelredenering.

Hopelijk zijn de docenten het eens met de Onderwijsraad. Helemaal zeker is dat niet, want in de lijst van ‘geraadpleegde deskundigen’ is nauwelijks een ‘pure’ docent te vinden.

Het credo in het advies van de Onderwijsraad luidt: meten is weten. Dat laatste doet me denken aan een boek wat ik onlangs kreeg. Ook dat gaat over het onderwijs, het basisonderwijs om precies te zijn. In het boek staat een kwaliteitssysteem beschreven dat tot doel heeft de effectiviteit van het onderwijs te verhogen. In het systeem, dat de naam ‘klassenregister’ draagt, geeft de leraar nauwgezet aan wat de vorderingen van de leerlingen zijn, door de tijd heen en aan de hand van duidelijk omschreven stofinhouden. De Inspectie van Onderwijs controleert steekproefsgewijs.

In het boek staan ook de ervaringen van een leraar met het systeem. Open en eerlijk wordt beschreven dat hij een deel van het register niet goed invulde. In zijn gretigheid noteerde hij ook de resultaten van fictieve lessen en dateerde die tot overmaat van ramp in de kerstvakantie. Gelukkig liep het goed voor hem af, want toen de inspecteur het Register kwam controleren, keek hij over de antidateringen heen. De docent kreeg zelfs een compliment van de inspecteur: ‘Buitengewoon consciëntieus bijgehouden.’ Geluk bij een ongeluk.

De naam van de leraar is … Theo Thijssen. Hij beschrijft de hilarische scene in zijn dagboek, gepubliceerd onder de titel ‘De gelukkige klas’. De eerste druk van het boek, waar de geur van het klaslokaal bijna letterlijk in is te ruiken, verscheen in … 1926 … bijna een eeuw geleden.

Thijssen eindigt zijn boek, sprekend tegen zijn klas, met de volgende zinnen: ‘M’n heerlijke, lieve, lastige stel, ik weet eigenlijk maar één ding: de jaar of wat dat ik jullie heb en dat jullie mij hebben, behoren wij enkel maar een gelukkige klas te zijn. En de rest is nonsens hoor, al zal ik dat júllie nooit zeggen.’

2 gedachtes over “De gelukkige klas

  1. Ben

    Tijdschrijven voor leraren.

    Terwijl economen nog niet eens in staat zijn om de dingen die echt met economie te maken hebben, zoals de conjunctuur en de economische crisis voorspellen of te weten wanneer het allemaal weer beter zal gaan na de crisis, te begrijpen en te voorspellen, willen ze zich nu blijkbaar gaan bezighouden met het verbeteren van het onderwijs, door daar de economie op los te laten. Misschien ook wel omdàt ze geen antwoorden hebben op de problemen waar ze over zouden moeten gaan, willen ze zich profileren met het aanpakken van dingen waar ze geen verstand van hebben. Ik kan me niet voorstellen dat de mensen van de onderwijsraad die voorstellen doen om leraren tijd te laten schrijven wel eens voor de klas hebben gestaan en dan met dit soort ideeën komen. Of ze hebben het heel kort gedaan, omdat ze geen passie hadden voor het leraarschap, maar meer voor vergaderen, dingen bedenken op papier en voor boekhouden.

    Ik las dat “omdat goed presterende leraren niet extra worden beloond en slechte leraren niet worden gekort op hun salaris, leraren daarmee de boodschap krijgen dat het niet uitmaakt of je goed bent in je werk of niet”. Iedereen die voor de klas staat, krijgt dagelijks van zijn leerlingen “boodschap”of het goed was of niet en als je het bijvoorbeeld op een middelbare school slecht doet, dan ga je met een kramp in je lijf naar school, omdat klassen meedogenloos kunnen zijn. Als je werk niet verbetert, ben je binnen korte tijd weg, want dat hou je niet vol. Om daar achter te komen is er echt geen prestatiebeloning nodig. Leerlingen geven een hele directe feedback. Ook als ervaren leraar, krijg je het onmiddellijk terug als je verslapt. Als je niet lekker in je vel zit en het op routine lesgeven duurt te lang, wordt het heel vervelend en moeilijk om les te geven. Alleen al om het werk prettig te maken voor jezelf zul je proberen zo goed mogelijk aan te komen bij de leerlingen en trachten nieuwe wegen in te slaan als dat in een bepaalde periode niet lukt. En als je erin slaagt die nieuwe wegen te vinden, keert de rust in de klas weer en zijn leerlingen aandachtig.

    Het lijkt wel of de mensen die dit bedacht hebben, het onderwijzen – of het nu op de kleuterschool, basisschool of middelbare school is – alleen zien als een soort vak waar je alleen vakmanschap voor nodig heb, zoals bij een timmerman of slager of journalist het geval is. En als je dat vakmanschap steeds op dezelfde manier inzet, dan komt het wel goed, volgens hen. Dat je dan ook een handleiding kan schrijven over wat je doet en dat je dat per vijf minuten kunt aangeven. Voor de timmerman, slager en journalist geldt dat misschien nog? Het hout, het vlees of de feiten zijn daar en de vakman timmert een schuur, hakt er een biefstuk van of schrijft een zo helder mogelijk stuk om die feiten goed weer te geven. Klaar. De materie is geduldig.

    Natuurlijk moet een leraar ook een vakman zijn, maar er zit ook een kunstzinnige kant aan zijn beroep.Hij heeft ook te maken met een levende en terugreagerende “materie”. Het is de kunst om je elke keer weer op een verschillende manier met kinderen van verschillende komaf en leeftijd uiteen te zetten, omdat ze elke keer iets anders vragen, weer anders aangesproken moeten worden en dat verandert ook nog eens gedurende het lesuur dat je geeft. Je bent veel meer als bijvoorbeeld een beeldhouwer die plotseling in een stuk marmer iets weerbarstigs tegenkomt en moet besluiten er omheen te beitelen om er zicht op te krijgen, het moet weghakken omdat het stoort of het juist moet laten uitsteken en benadrukken om het daarna zachtjes te polijsten, omdat het zo mooi kan worden. Dat kun je niet vastleggen in regels en de tijd dat je daarmee bezig zult zijn is ook niet precies vast te leggen. Een schilder zal geen beter schilderij maken, wat ook meer waard is, om even in economische termen te blijven, als hij beter bijhoudt hoeveel verf, kwasten en doek hij gebruikt, met andere woorden, als hij voor zorgt dat hij op een schilderij van 30 bij 40 minder dan de helft van de verf en kwasten gebruikt als die hij nodig heeft bij het maken van een schilderij van 40 bij 60. Is het schilderij beter omdat hij economischer heeft geschilderd en minder kosten heeft gemaakt? Hij heeft minder kosten gemaakt en hij zal dus meer winst maken, zo zegt de econoom dan, denkend dat je schilderen bedrijfsmatig moet bekijken. De kunstkenner en alle andere weldenkende mensen weten wel beter. Ze hebben de Mona Lisa misschien wel eens gezien en zich verbaasd over hoe klein die was.

    Zo zal de economie ook geen goed onderwijs opleveren. Wat goed onderwijs oplevert is leraren, die vaak met veel hartstocht, optimisme en enthousiasme het onderwijs ingaan, niet wetend hoe moeilijk het is, en die ondanks de slechte betaling – want jonge leraren verdienen echt veel te weinig – uit idealisme en uit liefde voor kinderen en hun vak doorgaan, vertrouwen geven dat zij wel zullen weten hoe en wat,omdat ze een opleiding hebben gehad voor leraar in hun vak. Dus zij zijn de professionals. Daarbij ga ik ervan uit dat die opleidingen op niveau zijn en dat ze die goed hebben afgerond. En dat als het in de praktijk niet allemaal lukt, ze zich kunnen verbeteren en dat ze dat hun hele loopbaan zullen moeten blijven doen, omdat goede leraren alleen leraren zijn die zich blijven ontwikkelen en willen blijven leren. En het zou fijn zijn als daar geld voor beschikbaar kwam – misschien kunnen economen in de onderwijsraad daar wat betekenen: dat geld ergens vrijmaken – zodat leraren ook tijd hebben om bij te scholen van tijd tot tijd of bij te tanken om nieuwe ideeën op te doen. Hoe kun je van een ( jonge) leraar verwachten, dat hij 26 uur lesgeeft, met nakijken en goed voorbereiden betekent dat het dubbele aantal uren werk per week, nodig om nog een beetje inkomen te hebben, dat hij zich ook nog zal vernieuwen en ontwikkelen. Daar heeft hij geen tijd voor. Ik ga er vanuit dat de meeste leraren ook nog een sociaal-, gezins-, familieleven hebben. Nog een sport doen of een hobby uitoefenen. Uiteraard het nieuws volgen en ook nog eens een boek lezen. Want we willen toch een beetje normale veelzijdige mensen voor de klas. Ik pleit voor meer ruimte tot nascholing zowel op vakgebied als pedagogisch gebied.

    De mensen die het bedenken tijd te laten schrijven zullen het wel goed bedoelen en misschien begrijpen ze niet eens dat het gevoel dat er zo controle wordt uitgeoefend, leidt tot een negatieve soort “oude-sowjetinstelling”: “ik heb wel slecht lesgegeven, maar ik heb de schema’s van tijd goed ingevuld, dus ze kunnen me niks maken en het ziet er erg professioneel uit”. Ze begrijpen echt niet hoe dodelijk hun voorstel is voor de creativiteit die leraren elke dag moeten inzetten in het samenspel met hun leerlingen. Want daar gaat het om. Dat is de kunst.

  2. barbara

    Heb net een artikel hierover gelezen, van prof. Sieneke Goorhuis-Brouwer, orthopedagoog. Kunnen kleuters nog kleuteren en peuters nog peuteren? Dat was de titel van een symposium, begin maart, over de ontwikkeling van jonge kinderen. Aanleiding was het vele getoets en getest van jonge kinderen om zo vroeg mogelijk achterstanden op te sporen en te corrigeren. Er is sprake van teveel ‘verschoolsing’ van het jonge kinderleven, vindt orthopedagoog Sieneke Goorhuis-Brouwer. “Al dat getest creëert een norm en alles wat daarvan afwijkt is een probleem. Als Pietje Bell nu geleefd had, was het zeker een probleemkind geweest.”

    http://www.teleac.nl/bij_ons_thuis/onderwerpen/artikel_id666_onderwerpid140_programma_id0.html

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s