Merkwaardig, die lijkwade van Turijn. Een linnen kleed van ongeveer vier bij één meter met de afdruk van een mens erop, volgens sommigen het doek waarin Jezus na zijn kruisdood werd gewikkeld. Afgelopen april en mei hebben honderdduizenden mensen ernaar gekeken. De paus kwam ook en dat leverde een aangrijpend beeld van hem op.
Op het YouTube-filmpje zie je hem zeven seconden lang, terwijl hij naar de lijkwade kijkt, nee, staart, met licht gesperde ogen. Twee keer knippert hij, waarvan één keer dubbel. Volgens de onverbiddelijke wetten van de lichaamstaal houdt de paus daarmee iets achter (het staren) en is onzeker (het dubbele knipperen). Tegelijk probeert hij, volbewust van de draaiende camera naast zich, uit alle macht devoot te kijken. Wat een psychologisch drama moet dat zijn: iets willen uitstralen wat je innerlijk niet voelt (zie in dit verband een eerder bericht over het pausdom).
Over de lijkwade bestaan veel theorieën. Alles wijst op een vervalsing, daterend uit de late middeleeuwen. Opvallend is dat de rooms-katholieke kerk dat ook erkent en het doek interpreteert als een kunstzinnige voorstelling van Christus: ‘De lijkwade is een symbool van hoop, omdat onze pijn wordt weerspiegeld in Christus die werd gekruisigd om het kwaad te verslaan.’ Met dit citaat wordt de blik van de paus des te indringender. Hij keek naar iets wat niet waar is.
Diezelfde devote blik zag ik afgelopen zomer. We reisden door Frankrijk. Ongepland kwamen we aan in een stadje in Bourgondië, Paray-le-Monial. Het bleek een bedevaartsoord te zijn. Honderden pelgrims liepen er rond, in de kerken, op een groot grasveld, in een reusachtige tent waar een preek was te zien op een groot scherm. We belandden voor de Chapelle de la Visitation. Hier kreeg ene Margaretha-Maria Alacoque in de 17e eeuw een visioen. Aan haar verscheen het Heilig Hart van Jezus. Bijbehorende symboliek: een hart, liggend in een geopende borstkas, met aan de bovenkant een vlam.
Er was een dienst gaande. Een kluitje mensen keek naar de rug een priester. Vooraan, nabij het altaarhek, zat een non, op haar knieën. Met beide, gestrekte armen omklemde ze een grote kist met relikwieën. De priester rondde de dienst af. De kerk liep leeg. Wij bleven nog even, want interessante dingen gebeuren vaak achteraf. Achterin de kapel ging een deur open. De dienstdoende non liep naar binnen, deed de gewaden van de priester af, ruimde de attributen op. Hij wilde weglopen, maar liep naar de zijkant van de kapel, toen hij ons zag zitten. Nu pas zag ik hoe jong hij was, ergens in de twintig. Die was carrière aan het maken! Hij knielde, sloeg een kruis en keek omhoog met diezelfde, devote blik.
Kun je dat oefenen, devoot kijken?
De lijkwade van Turijn, een kist met relikwieën … nog zoiets … de Heilige Trap, de Scala Sancta in Rome (zie foto), ook een bedevaartsplek, gelegen tegenover de basiliek Sint-Jan van Lateranen. Die trap is een gek ding. Volgens de overlevering liep Jezus er overheen, na zijn arrestatie, naar het paleis van Pontius Pilatus waar hij ter dood werd veroordeeld. De trap zou in de vierde eeuw van Jeruzalem naar Rome zijn gebracht. Daar heeft zich een ritueel ontwikkeld. Op je knieën ga je naar boven, over de achtentwintig hoge treden, zonder met de voeten de grond te raken. Op elk trede zeg je een gebed. Zo gezegd, zo gedaan. Een beetje schijnheilig voelde ik me wel, toen ik ervoor stond, vijf jaar geleden. Ergens denk je toch, dwars door je rationele brein heen, dat je voor dit soort baldadigheden gestraft wordt, dat er bovenaan een gereïncarneerde Pontius voor je staat. Maar ik zette door. De kust was veilig. Niemand controleerde mijn geloof, mijn rugzakje hoefde niet door een scanner, nergens stonden van die spiedende wachters zoals in de Sint-Pieterskerk. Ik nam de eerste trede en voelde het harde hout. Hogerop een kluwen mensen, naast me een vrouw die snuivend en zuchtend gebeden prevelde. In een flits keek ik opzij: ze huilde. Achter me, hoorde ik, rukte iemand anders op. Zo klauterden we door, in een klein pelotonnetje, omhoog over die katholieke Alpe d’Huez. De vrouw snikte hartverscheurend door. De sfeer voelde hallucinerend aan en het gekke was: onvermoede gedachten kwamen in me op, beelden van vroeger, zinnen uit een gedicht.
Onware waarheid kan aangrijpend zijn.
Bovenaan liet ik de vrouw voorgaan en verliet de trap. Ik stond tegenover het Sancta Sanctorum, een plek die Harry Mulisch overigens in zijn roman De ontdekking van de hemel heeft gebruikt. De vrouw stond voor het glas en staarde naar de relikwieën. Ze barstte uit in een tomeloze huilbui. Aangeslagen liep ik via de naastliggende, gewone trap naar beneden. Wat had ik in godsnaam gedaan? Gekropen over een trap die historisch even onwaar is als de lijkwade en waar, binnen een kitscherige context vol tranen, onverwachte beelden in me opkwamen. Wat er tijdens achtentwintig traptreden kan gebeuren! Dat is het katholicisme: aan de ene kant de met wetenschappelijke precisie geformuleerde dogma’s en, aan de andere kant, die wonderlijke, animistische, soms obscure gebruiken. Levend kleed. Bezielde trap. Een vat vol tegenstellingen is het … net als de paus … van buiten devoot, innerlijk in spagaat … je vraagt je af wat er door zijn hoofd spookte, toen hij voor de lijkwade knielde …