De langste dagen van het jaar vallen rondom 21 juni. Verdroom die dagen niet, want ze markeren een bijzonder deel van het jaar! De zon bereikt haar hoogste punt aan de hemel. Daarna gaan de dagen alweer korten en zet de herfst zijn eerste stappen. Je ziet het aan het groen, dat doffer en donkerder wordt, de frisheid van het voorjaar is over de top heen. Toch zijn er planten die juist ná dat moment in bloei schieten, als de dagen korter worden. Een markant voorbeeld van zo’n ‘kortedagplant’ is het Sint-Janskruid, de Hypericum perforatum.
In voorchristelijke tijden werd de langste dag van het jaar omkleed met feesten en rituelen. De midzomerfeesten uit de Germaanse cultuur zijn daar voorbeelden van. Er werden vuren (‘Sint-Jansvuren’) gebrand, waarbij men zong, danste en offers bracht. De druïden ontvingen in de midzomer belangrijke inspiraties. Op die dag kon je door extase overmand de gave van de goden ontvangen. De nacht erop, de Sint-Jansnacht, was de kortste maar ook zeer mystieke nacht. Juist dan sneed je je wichelroede, dan voer de schipper niet uit. Ook in de Lage Landen speelde het Sint-Janskruid een rituele rol. Op Terschelling kende men tot voor kort nog het ‘oppe-rîd’, een rijdende processie van met bloemen versierde wagens. Men ging naar het oostelijk deel van het eiland, naar de Sint-Janshoek. Je zou kunnen zeggen dat het Sint-Janskruid een ‘duisternisverdrijver’ is. Daarom kwam de plant in allerlei magische praktijken voor. In de middeleeuwen werd het kruid in heksenprocessen gebruikt. Een brouwsel ervan, samen met distelzaad, gaf men aan heksen zodat de duivel wegbleef. De plant was de ‘jaag-den-duivel’ de ‘fuga daemonum’. Tot in de 20e eeuw leefde in Nederland het gebruik om de plant aan de buitenkant van het huis te hangen tot ze verdorde. Tijdens onweer werd zo’n tak verbrand onder het bidden van de huiszegen.
Bij de eerste aanblik van het Sint-Janskruid vallen vooral de dicht opeen zittende, stralende, zonnige, goudgele bloemen op. Het is niet alleen een laatbloeier maar ook een langbloeier: tot laat in de herfst komen er nog nieuwe bloemen bij, soms tussen de al uitgedroogde zaaddozen in. Een opvallend aspect van de bloemen is dat de meeldraden naar alle kanten uit de bloemen steken. De bladeren zijn weliswaar vrij onopvallend, maar houd je een blaadje tegen het licht, dan zie je erin kleine, licht doorschijnende puntjes zitten, alsof het blad daar geperforeerd is (vandaar het tweede woord van de botanische naam: perforatum). Die ‘gaatjes’ zijn klieren die een harsachtige stof produceren, het zogenaamde hypericine. Dit woord vind je terug in de officiële naam: Hypericum. Daarin zit het oud- Griekse hyperikon, dat zoiets betekent als ‘boven of machtiger dan een geestverschijning’. In die tijd dacht men dat de plant boze geesten kon verjagen. In oude volksnamen komt dit aspect terug. Zo heet het Sint-Janskruid ook wel de ‘jaag-den-duivel’, ‘duivelsdruif’, ‘gods-genade-kruid’.
De échte elementen van de plant zijn droogte en vol zonlicht. Ze is wat biologen noemen een ‘pionier’. Je vindt haar op ruige, voedselarme plekken waar de zon brandt. Juist op die plekken ontkiemt ze optimaal en groeit soms massaal. Zelden zie je haar alleen staan. Van nature vormen de duinen een geschikte plek. Ook droge heide en grasland met een lage grondwaterspiegel zijn goede standplaatsen. Ze is ook een mensvolger. Vaak zie je haar op braakliggende terreinen, bermen van snelwegen, halfverharde plekken, droge greppels. Dat verklaart ook waarom deze plant, die toch zeer algemeen in Nederland is, bij minder mensen bekend is dan je zou verwachten: je rijdt snel aan haar voorbij. En mocht je trein vertraging hebben, neem dan even de tijd, loop het perron af en zoek langs de spoordijk. Grote kans dat je meerdere exemplaren aantreft.
Wat heeft ‘Sint Jan’, de heilige Johannes of Johannes de Doper, met deze plant te maken? Hij was de laatste profeet uit het Oude Testament die sprak over het ‘licht’ dat op aarde zou komen, over Christus. Soms vertaalden de mensen dat letterlijk. Zo pakte Johannes eens een kevertje op om het van de vertrappingsdood te redden. Vanaf dat moment gaf het diertje licht! Johannes de Doper stierf een gruwelijke dood, hij werd onthoofd. Misschien geloofde men daarom dat het rode sap van de plant, de etherische olie die na stevig wrijven uit bloemknop en bladeren tevoorschijn komt, het bloed van Johannes was. Weer een andere legende sluit hier op aan. Het was de verleidelijke Salome die het lukte Johannes de Doper de dood in te drijven. Als tegenprestatie eiste ze zijn hoofd op, omdat Johannes kwaad had gesproken over haar losbandige leefstijl. Toen het hoofd op een schaal werd binnengedragen liet de vader van Salome, Herodes, de tong eruit snijden. Want die had immers het kwaad over zijn dochter gesproken! Toen de tong op de grond viel groeide daar ter plekke het Sint-Janskruid uit. Dezelfde Johannes staat op iconen vaak groot en imponerend afgebeeld. Met engelenvleugels wel te verstaan, want hij staat op de grens tussen de mens en de engelenwereld in. Hij wil de mensen wakker schudden en stelt vragen, in directe taal. Daarom, tijdens die dromerige zomerwandeling rondom de langste dag van het jaar, kun je, oog in oog met een Sint-Janskruid, aan je reisgenoot een vraag stellen: ‘Wat ga jij doen na de langste dag van het jaar?’
Heerlijk om een verhaal over St. Janskruid te lezen. Als ‘vanzelfsprekend’ sta ik ieder jaar bij dit beleven letterlijk en figuurlijk stil, maar het is toch elke keer weer belangrijk dat er over verteld, op gewezen (!) wordt. Sinds kort beschik ik over een volkstuin en huisje. Zo’n 3 tot 4 maal per week fiets ik daar heen (45 min heen en 45 min terug- soms blijf ik er slapen), dan glijdt de drukte van de stad en het werk van me af -mag ik weer dromen of juist wakker waarnemen- en iedere keer weer zijn er verrassende vreugdevolle momenten (geschenken noem ik ze). De geur van de bloeiende vlieren, klaver en vele andere planten. De dikke pad die je ‘aankijkt’, de zwanen met hun zes jongen in de sloot naast mijn tuin of druk bezig op hun vaste ‘verenpoetsplek’ op het grasveld, het enorme kwaakconcert van de talloze kikkers. Soms hele kleine belevenissen of vondsten die me inspireren om de volgende dag op school er ‘iets mee te doen’, te verweven in de les, of als inspiratie voor de teken- en schilderlessen.
There is a Zone whose even Years
By Emily Dickinson
(1830 – 1886)
There is a Zone whose even Years
No Solstice interrupt –
Whose Sun constructs perpetual Noon
Whose perfect Seasons wait –
Whose Summer set in Summer, till
The Centuries of June
And Centuries of August cease
And Consciousness — is Noon.