Imitatio Ornithologica (deel 3, slot)

Het verste punt van de Imitatio Ornithologica is bijna in zicht (klik hier voor deel 1 en deel 2)! Nog een kilometertje of dertig. Na de vuilstort bij Alkmaar gaat Larus richting Akersloot. Daar scheert hij langs de oever van het Alkmaardermeer. Ik scheer mee en kom mooie topografische plaatsnamen tegen, zoals Klein Dorregeest. Hoe zou het zijn om daar te wonen? Daarna steekt hij het meer over, richting Amsterdam. Pas na een flinke omweg kom ik hem weer tegen, zuidelijk van het meer, in – weer zo’n fraaie naam – de Krommenieër Woudpolder. In Krommeniedijk, Krommenie en Westzaan is het ploeteren om hem te volgen. Ik besluit de kortste weg te nemen naar het Noordzeekanaal en me daar te focussen op het keerpunt in Amsterdam-West. Na halsbrekende toeren over een voor fietsers verboden weg, bevolkt met razend vrachtverkeer, bereik ik het kanaal. Vanaf de dijk is het panorama fraai. Een koppeltje zwanen. Overvliegende meeuwen. Het ongenaakbare silhouet van de havens. Schepen met vlaggen uit verre landen.

Tja, en dan vliegt Larus eventjes naar de overkant van het kanaal. Ik moet kiezen: óf zo’n kilometer of vijf naar het westen, naar pont Buitenhuizen, of vier kilometer oostelijk naar pont Hembrug. Ik kies voor de laatste. Eenmaal aan de overkant moet ik een lange lus om de Westhavens maken. Erg is dat niet, want ook hier glijden weer de verbeelding tartende namen langs … Sonthaven … Bosporushaven … Suezhaven … Beringhaven … Hornhaven … Aziëhaven … Australiëhaven … waar een meeuw je al niet kan brengen! Uiteindelijk, na een omweg van een slordige vijftien kilometer, bereik ik dan de overkant van het kanaal … op naar het keerpunt … langs de rokende schoorstenen van de energiecentrale Hemweg … door het bedrijventerrein Westpoort … over de drukke Haarlemmerweg … de eerste woonblokken van Amsterdam-West … het voetgangersbruggetje over de Albardagracht … daar cirkelde Larus een tijdje rond, voordat hij terugreisde naar zijn nest op Texel …

De eerste indrukken van het keerpunt vormen een anticlimax. Mijn aanname dat het keerpunt het hoogtepunt van de tocht zou zijn, sneuvelt snel. De sfeer is gewoontjes, zomers lui. Nieuwbouwflats. Wat verderop een winkelcentrum. De wijk, aandachtig en met zorg ontworpen, oogt prettig. De gracht, en de grasstroken erlangs, zorgen voor een milde uitstraling. Hier wordt hard gewerkt om multicultureel Nederland te laten slagen. In ornithologisch opzicht is de plek echter non-descript.

Maar laat ik niet te vroeg oordelen.

Ik installeer me op een bankje aan het water. Hoe langer ik kijk, des te meer valt het op dat er rondom het bruggetje vooral veel vogels verblijven. Meeuwen, meerkoeten, eenden, duiven. Opvallend zijn de drie aalscholvers die op evenzoveel paaltjes in de gracht hun gespreide vleugels aan de lucht drogen … niet echt een logische plek voor deze soort … het lijkt hier wel een samenscholing in een winters wak. Maar hoeveel voedsel is hier te halen? De straat oogt redelijk schoon, ik zie niet dat mensen vanuit de flats voedsel naar beneden gooien … de massale aanwezigheid van de vogels heeft iets raadselachtigs.

Ik wacht een half uur, een uur, anderhalf uur … eindelijk lijkt er iets te gebeuren als een man een broodzak leegschudt op het gras naast het water. Direct ontstaat er een relletje tussen meeuwen, maar dat dooft snel. De sfeer keert terug naar de standaardinstelling: loom. Wel doe ik een paar bijvangsten. Zo zie ik een vrouw de reclamefolders die ze moet bezorgen in een afvalbak proppen. Een man sleept een op slot staande fiets mee, en zet die tegen een boom. Gestolen waar? Interessant allemaal, maar vogeltechnisch gezien blijft het doodtij. Ja, waarom, beste Larus, ben je vanaf Texel helemaal hierheen gevlogen?

Na twee uur houd ik het voor gezien. Het keerpunt heeft geen antwoord gegeven. Mijn motivatie daalt naar een nulpunt. Ja, waar ben ik eigenlijk mee bezig? Lichtelijk teleurgesteld besluit ik terug te fietsen naar huis.

Een paar dagen pruttelt het vogelproject op een laag vuur totdat J. me ernaar vraagt. Met enige schroom vertel ik over mijn bevindingen. Graag had ik een paar klinkende resultaten gemeld. Ja, vreemd allemaal, dat vindt ze ook. Klinkt inderdaad niet als erg efficiënt, dat vliegen tussen Texel en een nieuwbouwwijk in Amsterdam. En dan stelt ze voor, misschien wel als een pleister op de wond, om samen terug te gaan naar het voetgangersbruggetje.

Zo gezegd, zo gedaan. Een weekje later staan we aan de oever van de Albardagracht. Nog steeds dezelfde vloed aan vogels. Veel Zilvermeeuwen, in het gras, op het water, hoog op de daken van de flats. Als extraatje zien we een scharrelend paartje nijlganzen en een klein drama: een reiger met een nog levende rat in de bek. We lopen een paar honderd meter langs de gracht, weg van het bruggetje. Ook nu ontvouwt zich hetzelfde patroon: met iedere stap die we zetten neemt de dichtheid van de vogels af. We besluiten mensen aan te spreken, misschien weten zij meer over de vogels of het lokale voedselaanbod. Als eerste klampen we een man aan die, zo schatten we in, wel van vogels houdt. Op zich blijkt die taxatie te kloppen, maar als we naar de meeuwen op het gras wijzen, gelooft hij niet dat de bruingevlekte juvenielen óók meeuwen zijn. De communicatie stokt op basaal ornithologisch niveau. Misschien weet die mevrouw meer … maar ze spreekt een taal die we niet kunnen classificeren. Verder dan wat gelach over en weer, komen we niet.

De Albardagracht is een Toren van Babel.

We hebben nog een genoeglijke namiddag, maar wat de Zilvermeeuw betreft is er geen progressie. Texel ligt noordelijker dan de Noordpool.

Weer suddert de Imitatio een paar dagen op een laag pitje. Af en toe denk ik zelfs aan afblazen van het project … maar ja … vier dagen heb ik er inmiddels in geïnvesteerd. Op een avond probeer ik mezelf, een beetje met de moed der wanhoop, op te peppen en nestel me achter mijn computer. Ik google me suf op de Albardagracht en omgeving. Dat levert geen aanknopingspunten op, totdat ik terechtkom bij oude topografische kaarten … fascinerend … één daarvan, een uitgave uit 1746 van het Hoogheemraadschap Rijnland, doet me opveren …

Eindeloos vergelijk ik de kaart met recente kaarten. Stap voor stap, na veel passen en meten, dringt de conclusie zich naar voren: op het keerpunt heeft lange tijd een meertje gelegen, het Ookmeer, op de kaart aangeduid als het ‘Oock Meertge’. Zuidelijk zie je de oever van het voormalige Haarlemmermeer. Ertussenin ligt een veengebied waar, door turfwinning, veenriviertjes ontstonden die zich verbreedden tot meertjes, waaronder het Ookmeer. In de negentiende-eeuw werd besloten het Haarlemmermeer, dat vervaarlijk oprukte richting Amsterdam, droog te leggen. Dat proces was klaar in 1852. Het Ookmeer bleef nog enige tijd bestaan, tot de droogmaking in 1874.

Het is een prikkelende hypothese: het keerpunt van Larus als de reminiscentie aan een ooit bestaand meer. Misschien was het Ookmeer ook zo’n rust- en vergaargebied als het zoete water in de Grafelijkheidsduinen en het Zwanenwater, of de meertjes langs de Westfrieseomringdijk. Het zou best kunnen dat zo’n plek door de eeuwen heen in het collectieve geheugen van vogels is vastgelegd. Toegegeven, mijn hypothese is gewaagd, en moeilijk te toetsen … hoe dan ook … er kwam weer leven in mijn Imitatio … daarom sta ik een paar dagen later, met alarmerende weersvoorspellingen op de achtergrond, weer bij het voetgangersbruggetje over de Albardagracht.

De situatie aldaar is ongewijzigd: veel vogels, weinig voedselaanbod.

Eindelijk gaat het nu richting Texel … boven de Afrikahaven slaan zorgelijk zwarte wolken de handen ineen. Ik had het kunnen weten: de naweeën van orkaan Bertha. Gewoon doorfietsen, verstand op nul … de dijk langs het Noordzeekanaal, die Larus voor een kilometer of negen in westelijke richting volgt om daarna, in een lichtgebogen, noordwestelijke lijn aan te koersen op Castricum aan Zee.

Daar zijn de eerste druppels … vette druppels … dit wordt niet zómaar een bui … stom … ik heb wel een regenjas bij me maar verder alleen een bolletje droge sokken. Ik wil schuilen onder een boom, maar zwik in het onregelmatige gras en zak tot mijn enkels weg in een verborgen modderplas. Langzaam trekt het water mijn sokken in. Fietsen dan maar weer en dekking zoeken op de pont Buitenhuizen, die gelukkig vlakbij is. Vreemd: er staat een lange file. Dat komt omdat, zo hoor ik iemand zeggen, de Velsertunnel door al die stortbuien is volgelopen en afgesloten. De overspannen schipper maant de auto’s de pont op: ‘We varen zonder onderbreking heen en weer … opschieten graag!’

Ik rijd het dek op en schuil in een hoekje, samen met een man, ook een fietser. Mooie Ortlieb-zijtassen hangen aan zijn sportfiets. We kijken, zoals mannen dat kunnen doen, naar elkaars materiaal, naar het merk fiets, type versnellingen, remmen, dat soort dingen.
Ik open het gesprek: ‘Waar kom je vandaan gefietst, in dit weer?’
‘Vanochtend vertrokken uit Woerden en ik ga naar Heerhugowaard!’
Indrukwekkend … een matineuze kilometervreter … deze man is een echte Larus!
‘En jij?’
‘Op weg naar Texel …’ zeg ik, met enige terughouding, want het verhaal over mijn meeuw is ingewikkeld en, trouwens, Texel ga ik vandaag helemaal niet halen, dat is wel zeker.
‘Ook best een aardig eindje …’
De pont is inmiddels halverwege het kanaal terwijl de regen het water geselt. Nu verderfietsen zou pure zelfkwelling zijn, en er is een ander probleem, dat Ortlieb als eerste signaleert: het wachthokje aan de overkant, zo te zien de enige droge plek, puilt uit van schuilende fietsers en bromfietsers. Als de klep daalt neemt hij een besluit. ‘Weet je wat … we varen net zo lang heen en weer totdat het droog is!’
Samen lachen we over zoveel spitsvondigheid!
De boot stroomt leeg en weer vol. Geïrriteerde mensen. Dat komt natuurlijk door die volgelopen tunnel. Maar in ons hoekje is het gezellig en droog. We babbelen losjes, over fietstochten en over zijn fraaie Rohloff-versnellingsnaaf.
Drie keer varen we heen en weer.
‘Bijna droog!’ roept Ortlieb en wijst naar de fraaie regenboog. Welgemoed duwen we onze fietsen de pont af. Mijn doorweekte schoenen maken soppende geluiden. Hij hoort het: ‘Weet je wat … ik heb extra schoenen bij me … heel oude … maar wel droge … je mag ze hebben!’
Hij woelt in een zijtas en haalt een paar afgetrapte sportschoenen naar boven.
‘Nee, joh … ik red me wel!’ protesteer ik.
‘Ik had ze thuis al bijna weggegooid!’ Hij zet het paar voor me neer, slaat kameraadschappelijk op mijn schouder en rijdt in hoog tempo weg.
‘Bedankt!’ roep ik hem nog na.
Ik trek mijn druipende sokken uit en verwissel ze voor het droge bolletje. De schoenen zijn te groot, maar dat maakt niet zoveel uit op de fiets.
Op weg!
De dijk langs het Noordzeekanaal … aan de overkant ligt de hal van Snowplanet, waar je ook in de zomer kunt skiën … van daaruit vloog Larus naar Castricum aan Zee. Maar eerst het industriegebied Beverwijk, terwijl de volgende tropische bui aanstalten maakt. Ik maak vaart en rijd door tot aan de woonboulevard. Auping. Lederland zitmeubelen. Kookhuis. Bankstelgigant. Karwei. Woonexpress … en daar … alsof de duivel ermee speelt … op het dak van Beter Bed … een Zilvermeeuw!

De stortbui valt.

Ik schuil onder de overkapping van de winkels en ijsbeer. Wonderlijk, dat lopen met andermans schoenen. Ze zijn ruim twee maten te groot: 47,5. Merk: Nike, type Renzo. Made in Vietnam. Gek, de veters links en rechts zijn verschillend gestrikt. Zou ik nooit doen. De zolen zijn vooral aan de binnenzijde afgesleten. Bij mij slijten ze juist aan de buitenkant. Vandaar het gevoel dat ik met X-benen loop. Waar zou Ortlieb trouwens fietsen? Schuilt hij ook ergens voor de regen?

Op mijn telefoon toont Buienradar alarmerende beelden … code oranje … ik rijd naar station Beverwijk en neem de trein naar huis. Pas het volgende weekend is Bertha uitgeraasd en begin ik aan de laatste etappe naar Texel … Beverwijk … Heemskerk … het Noord-Hollands Duinreservaat, de bossen rond de Kruisberg. Ik ruik hars en schimmels. De herfst rukt op. Het is prettig in het bos, maar tegelijkertijd besef ik me dat Larus niet geïnteresseerd is in bossen. Hier wil hij helemaal niet zijn, hij is op weg naar Castricum aan Zee. Daar, bij de parkeerplaats om precies te zijn, trekt hij de zee op om, kilometers uit de kust, in een vrijwel rechte lijn naar Texel te vliegen.

Ik loop het strand op en voel dat mijn Imitatio eigenlijk voorbij is. Na een paar kilometer, op een verlaten plek, rust een grote groep meeuwen. Gemengd assortiment: Mantelmeeuwen, Zilvermeeuwen, Stormmeeuwen, veel gevlekte juvenielen. Ik schurk me tegen het duin aan en observeer. Stil zitten ze, op veilige afstand van elkaar en tóch samen. Als ik voorzichtig een paar stappen zet, vliegen ze al snel op. Vreemd, in Alkmaar landt een Zilvermeeuw op een overbevolkt terras, hier, samen met de andere vogels, zijn ze eerder schichtig dan brutaal. Ik trek me terug in de luwte van het duin. De rust keert terug. Ze lijken me niet te zien. Maar dat is schijn. Als ik met een ingehouden gebaar een minuscule broodkorst in hun richting werp, vliegen direct tientallen meeuwen op. Deze dieren zijn uiterst visueel georiënteerd.

Het laatste stuk naar Den Helder. Zo dicht mogelijk volg ik de kustlijn. Dezelfde plekken van de heenweg, maar dan bijna een maand later. Op het pleintje in Callantsoog is het hoogseizoen achter de rug. Op de daken geen enkele meeuw. De Grafelijkheidsduinen zijn uitgestorven. Ook op de zeedijk richting Den Helder weinig vogels.

De boot naar Texel: rustig.

Het witte kerkje van Den Hoorn. Het onverharde pad vlak voor de strandopgang, de duinen in. De heide is uitgebloeid. De Horsmeertjes, op de heenweg vol kolkend vogelleven, zijn leeg, net als het landschap eromheen. De meeuwen zijn uitgezwermd, over Nederland, België, Frankrijk. Pas in het nieuwe broedseizoen zullen ze terugkeren. Nergens een vogelslag in de windstilte. Geen gekrijs, gemiauw, geblaf, geen tartende lach. En dan, ineens, uit het niets, stapt een fazant het pad op. Een mannetje. Hij stopt en draait de kop heen en weer. Ongelooflijk, dat glanzend blauw van zijn nek, het groen en rood van de kop, het goudgeel van de ogen, de witte snavel, de borst met die glanzende, kastanjebruine dakpannetjes … nooit zag ik het zo intens als nu … en ineens vliegt hij luidruchtig en met paniekerige vleugelslag weg, laag over het duinstruweel.

8 gedachtes over “Imitatio Ornithologica (deel 3, slot)

  1. Jeroen

    @Frans Olofsen: geweldig idee en een prachtig verslag!

    @Kees Camphuysen: schitterend nieuw boek! (maart 2018)

    Mooi dat er mensen zijn met zoveel oog voor de dieren om ons heen en die ze met zoveel toewijding bestuderen.

  2. Kees Camphuysen

    Ik zie nu trouwens dat het M.ANK helemaal niet is (dat suggereerde mijn PhD studente) maar het is M.ARW … daarvan hebben we na de broedtijd niets meer gehoord. Deze kerel heeft wel een jong laten uitvliegen, ondanks alle Amsterdam-tochtjes (want dat waren er vele!!). M.ARW is een buurman van M.ANK.

  3. Kees Camphuysen

    Ik heb met veel plezier gelezen dat je de route van GPS logger MANK hebt nagevolgd van Texel tot Amsterdam en terug. Ik heb die vogel geringd en de logger aangebracht. De vogel is nu in Zuid-Holland, maar ik verwacht hem (hem!) zo ongeveer begin april weer op Texel te kunnen ontvangen.

  4. Mark

    Dat Oock Meertge is wel zo ongeveer de top. Rijdend op de Ookmeerweg heb je daar toch geen idee van! Ontroerend verhaal, wat een unieke, ongewone actie die bovendien een enorme investering in tijd en energie vergt!

  5. André Rooijmans

    Alleen de gedáchte al dat zij daar allemaal rond een imaginair Ookmeer zitten weg te dromen, lijkt me voor jou een voldoende bevredigend antwoord op je vraag. Voor mij werkt het in ieder geval zo. Ik heb meer dan voldoende genoten van je reis!

    ps. Die ‘fraaie Rohloff-versnellingsnaaf’ en Ortlieb-tassen… ook imaginair?! Zo niet, dan wil ik mijn schoenen terug!

  6. Cilia Born

    Nog wel nieuwsgierig naar je uiteindelijke conclusie: is het keerpunt nu wel of niet een overblijfsel uit een lang vervlogen tijd?

    1. Frans Olofsen

      Het keerpunt als overblijfsel is een hypothese die eigenlijk niet toetsbaar is. Onmogelijk is ze echter ook niet. De natuur zit immers vol met herinneringen aan situaties die nu niet meer bestaan.

  7. Willem

    De theorie over het Ookmeer lijkt me niet helemaal uitgesloten. Het zou kunnen dat die dieren meer aanvoelen dan wij vermoeden en dat zelfs landschapshistorie in hun brein een plek heeft.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s