Evolutie (deel 3): biografische invloeden op het werk van Darwin

darwin-doorstrepingen1

Leer je een kunstwerk beter waarderen als je meer weet over de kunstenaar? Staat een wetenschappelijke theorie los van de onderzoeker? En, in het geval van de evolutietheorie: ga je hier anders mee om als je meer weet over het leven van Darwin?

Ik denk het wel.

Darwin heb ik als mens pas in het vizier gekregen na het lezen van zijn autobiografie (uitgeverij Nieuwezijds, 2000). Daarvoor had ik van hem het beeld van de geniale, monomane wetenschapper. Maar uit de autobiografie rijst een ander beeld op. Darwin beschrijft zichzelf daarin als ‘middelmatig’: ‘Ik ben niet erg snel van begrip en niet scherpzinnig (…) mijn vermogen om een langdurige en abstracte gedachtegang te volgen is zeer beperkt’. Zijn geheugen noemt hij ‘veelomvattend, zij het wazig’. Een datum of een dichtregel ‘kan ik nooit langer dan een paar dagen onthouden’ en in wiskunde en metafysica ‘zou ik nooit iets bereikt hebben.’ Muziek ging aan hem voorbij: ‘Geen dissonant kon ik waarnemen en geen melodie kon ik correct neuriën’. De colleges die hij, als gesjeesde student in medicijnen en theologie, volgde, vond hij ‘onverdraaglijk saai’.

Wat kon hij dan wél goed? Tijdens zijn studententijd gaf het verzamelen van kevers hem ‘geestdrift en plezier’. Hij genoot van het ‘nauwgezet observeren’, het oefenen van geduld en het ‘piekeren’ over elk ‘onbegrepen vraagstuk’. Verder taxeert hij zichzelf als een onafhankelijke geest: ‘Ik was niet geneigd blindelings aanwijzingen van anderen te volgen (…) standvastig heb ik geprobeerd mijn geest ongebonden te houden om iedere hypothese (…) opzij te kunnen zetten zodra de feiten op het tegenovergestelde wezen’.

Lange tijd, vóór het lezen van de autobiografie, associeerde ik Darwin met de hardheid van kreten als survival of the fittest en struggle for life. Maar die hardheid komt niet zozeer van Darwin, maar van zijn extreme navolgers. Een voorbeeld daarvan zijn de ‘sociaal darwinisten’ die, aan het begin van de vorige eeuw, de evolutietheorie gebruikten als legitimering om niets te doen aan de achterstand van de zwakkeren in de samenleving. Kijk je bij Darwin, dan zie je iemand die zich niet door oordelen laat leiden, maar eerder door het uitstellen daarvan. Hij ging over duizenden nachten ijs. In zijn manuscripten zie je talloos veel doorhalingen (zie de foto bovenaan). Steeds weer formuleren, waarnemen, verifiëren, herformuleren. Stel je eens voor: zijn evolutietheorie was al in 1839 uitgekristalliseerd, maar de publicatie ervan volgde pas in 1859, en dan nog onder druk, omdat Alfred Wallace een vergelijkbare theorie had ontwikkeld. Het lijkt wel of hij de evolutietheorie tegen zijn zin in publiceerde. In een brief uit 1869 zegt hij: ‘Als ik nog twintig jaar zou leven, en zou kunnen werken, wat zou ik dan veel moeten veranderen (…), en hoe sterk zullen de meningen over allerlei punten veranderd moeten worden!’

Darwin was nooit klaar.

Een ander punt is de relatie van Darwin tot het geloof. Geloof en evolutie worden vaak, ook nog in onze tijd, polair tegenover elkaar geplaatst (zie het eerste bericht in deze serie over evolutie). Sommigen gebruiken de evolutietheorie zelfs als een soort seculiere religie. Maar hoe zat het bij Darwin? Was hij areligieus, antireligieus? Aanvankelijk, aan het begin van zijn bijna vijfjarige natuurhistorische reis rond de wereld, was hij nog orthodox christelijk. Maar stap voor stap verbleekte zijn geloof. De wonderen uit het evangelie verdampten en dat ongelovigen ‘eeuwigdurend gestraft zullen worden’, noemde hij een ‘weerzinwekkende doctrine’. Maar a- of antireligieus was hij niet: ‘Het mysterie van het begin van alle dingen is door ons niet op te lossen.’ Darwin was één van de eerste agnosten: fundamenteel weten dat je sommige dingen nooit kunt (leren) weten.

De autobiografie neemt een dramatische wending, als hij een beschrijving geeft van zijn geestelijke ontwikkeling op hogere leeftijd. Er is een ‘toename van scepticisme en rationalisme’. Muziek raakt hem niet langer, noch de poëzie. Toen hij Shakespeare wilde herlezen was dat ‘zo onverdraaglijk saai dat ik er misselijk van werd’. De glans van zijn leven ging verloren. Maar waarom dan wel? Was het de ouderdom? Of was het verbittering, over de hardheid van het lot, die ook Darwin, ondanks zijn materiele welstand, trof? Drie van zijn kinderen haalden de volwassenheid niet. De bekendste is Anne Elizabeth, die in 1851 stierf, op tienjarige leeftijd. In een appendix van de autobiografie schetst hij haar leven. De wat onderkoelde taal barst onderhuids bijna uit zijn voegen van verdriet en emoties: ‘We hebben de lieveling van ons gezin verloren, en de troost van onze oude dag.’ Toen ik deze woorden las moest ik denken aan de subtitel van dat baanbrekende boek uit 1859: The preservation of the favoured races in de struggle for life. Wat zou Darwin zelf gedacht hebben over de vraag: heeft het leven van iemand invloed op zijn werk?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s