De rafelrand van Amsterdam. Duivendrecht. Station Van der Madeweg. Er is iets met de metro en het kan nog wel even gaan duren.
Om de tijd te doden loop ik het perron af, de hal in. Dit is niet echt een plek om voor je lol te verblijven. Ideale omgeving voor een krimi. Buiten bestudeer ik de plattegrond van de omgeving, net als een vrouw naast me. Mijn oog valt op een straatnaam: de Johannes Blookerweg … Blooker … Blooker … bekende naam …
De vrouw kijkt me aan.
‘Weet u wie Blooker is?’ vraag ik.
‘Blokker?’
‘Nee … Blóóker!’ Ik wijs de straat op de plattegrond aan.
Ze glimlacht en pakt een smartphone uit haar tasje. Na wat gerommel op het apparaat trekt ze een vies gezicht. ‘De smerigste plek van Nederland!’
‘Hier!?’
‘Ja … de Johannes Blookerweg … onderzoek van Milieudefensie … het hoogste gehalte stikstofdioxide van Nederland …’
‘En wie was Johannes Blooker?’ durf ik te vragen.
‘Ik zal even op Wikipedia kijken …’ Het antwoord volgt al snel. ‘Hmm … leeft niet meer … hij is de oprichter van een cacaofabriek die tot 1962 in Amsterdam heeft gestaan … het bedrijf Rademaker maakt nog steeds Blooker Daalders cacao …’
‘Daar ga ik heen!’
‘Maar de fabriek bestaat niet meer!’
‘Nee … naar de Blookerweg!’
‘Nou … veel plezier … adem dan maar eerst goed in!’ Ze groet beleefd en loopt weg.
Achter het station ligt een bedrijventerrein, met de prozaïsche naam Entrada. Er staan drie kantoorgebouwen: Sevilla, Barcelona en Valencia. Een bord schreeuwt dat er nog ‘zichtlocatie’ te huur is. Bij een smoezelige nooduitgang drommen rokers als opgejaagde paria’s bijeen. Ik verlaat Entrada via een weg die de Johannes Blookerweg moet zijn, hoewel nergens een bordje is te bekennen. Omhoog, het viaduct van de A10 op. De snelweg buldert en rookt. Hier moet Milieudefensie de metingen hebben verricht! Een vage flard uit Dante’s Divina Commedia schiet me te binnen. Later, thuis, vind ik de zin die door me heenspookte: ‘Het is voorwaar geen taak om mee te spotten: de bodem van ’t heelal in beeld te brengen …’
Met gevaar voor eigen leven loop ik verder. Ze rijden hier gehaast, zo vlak bij de A10. Uit veiligheidsoverwegingen neem ik de smalle strook tussen de vangrails en de balustrade van het viaduct. Je verwacht hier een bord ‘verboden voor voetgangers’, maar het is niet te vinden. Nee, op de Blookerweg loop je niet, daar rijd je in de auto, op weg naar de A10 of naar Sevilla of Barcelona of Valencia. De grond onder mijn voeten is bezaaid met klein afval. Reinigingsdiensten komen hier niet. Waarom zouden ze ook? Veel sigarettenpeuken. Platgereden blikjes: Red Bull, Fanta, Heineken. Snoeppapier van King, Mentos. Een lege zak met een sticker erop: ‘Witte bolletjes’. Een prop papier blijkt een contract voor een huurauto te zijn. Nissan Micra. Onder ‘bijzonderheden’ staat: ‘Rechtsachter kras op deur. Steenslag motorkap.’ Een paar stappen verderop, tussen dorre planten, ligt een verminkte vuvuzela … ach ja … die verloren voetbalfinale … Dante schiet me weer te binnen. Hoe ging die zin ook alweer? Thuis vind ik hem: ‘Laat varen alle hoop, gij die hier intreedt …’ Maar er is ook een opstekertje: ik vind een 2-euromunt!
Gehaast steek ik de oprit naar de A10 over en loop naar het nabijgelegen tankstation. Een bord informeert over de omgeving. Ik blijk de Blookerweg alweer te hebben verlaten en bevind me op de Verlengde Van Marwijk Kooystraat, die onderdeel is van Amstel Businesspark S111. Tientallen bedrijven staan op het bord vermeld, maar geen enkele is gevestigd op de Blookerweg. Vreemd: waarom een straatnaam verzinnen als er niets anders is dan asfalt? Waarom hebben de stadsplanologen de Blookerweg niet gewoon de Verlengde Van Marwijk Kooystraat genoemd? Of, desnoods, de Verlengde Verlengde Van Marwijk Kooystraat? Overigens kom ik er thuis achter dat Van Marwijk Kooy de Amstel Brouwerij heeft opgericht. Anno 1870. Bier en cacao. Wonderlijke combinatie!
In het tankstation zoek ik naar een bestemming voor mijn gevonden munt. Ik koop een Calippo-waterijsje (zonder kunstmatige kleur- en smaakstoffen). Terug naar de metro. Met ware doodsverachting loop ik langs de andere kant van de Blookerweg. Nóg een vondst: een vertrapte, witte schoen. Op de binnenzool staat het merk: Calypso, Paris … dat kan toch geen toeval meer zijn … Calippo … Calypso … wonderschoon was ze, één van de verleidingen die Odysseus tijdens zijn reis tegenkwam. Zeven jaar verbleef hij bij haar. Om te verhinderen dat hij vertrekt, biedt ze hem de onsterfelijkheid aan. Maar Odysseus weigert, aanvaardt zijn sterfelijkheid en overwint zijn angst voor de dood.
De metro rijdt weer. Ik overdenk mijn reis door de tijd. En ineens heb ik te doen met Johannes Blooker. Hoe werkt dat eigenlijk, namen aan straten geven? Zouden de erven van Johannes Blooker ooit om toestemming zijn gevraagd?
Ik heb begrepen dat er twee personen waren die Johannes Blooker heetten. Zal wel grootvader en kleinzoon zijn geweest. De eerste (overleden 1858) was de oprichter van de cacaofabriek. De tweede kocht in 1897 het Huis Zandbergen op de gelijknamige buitenplaats aan de Amersfoortseweg te Huis ter Heide. De grond aan de overkant van de weg liet hij verkavelen tot een park met een villawijk als investering. Hij overleed te Zeist 23 januari 1934. Het park draagt nog steeds de naam Blookerpark. Sinds de A28 klaar is stinkt het er een stuk minder, omdat de Amersfoortseweg minder druk is geworden.
Ik herinner me nog hoe de cacaofabriek rook (naar chocola!). En hoe dat terrein er uitzag (waar nu de Rembrandttoren staat) – allemaal “industriëel erfgoed”. Op de plek van Blooker’s cacao is nog één oud gebouwtje te vinden: café Blooker!