Als Pasen na Pinksteren valt

Hoopvol gingen we erheen, naar de woonboulevard in Beverwijk. Maar eenmaal op de brede weg door het industriegebied, wisten we het: dit gaat niets opleveren. Geen nieuwe bank. Niet bij Sanders Meubelstad, niet bij Lederland of Piet Klerkx Woonexpress, noch bij Stoutenbeek Wooncentrum, of bij Gaaf Woonoutlet en Supermeubel.

Tegen beter weten in betreden we het eerste pand. Er klinkt muziek. BLØF:

Alles is liefde,
voor wie nog durft te dromen,
voor wie stilletjes verlangt,
voor hem, voor haar, voor mij …

Middenin de showroom, ingebouwd in de vloer, pronkt een forse vijver. Traagzwemmende, sierlijke koikarpers. Bijna zou je de collectie bankstellen vergeten. De verkopers, zo te zien twee studenten met een bijbaantje, ogen ongeïnteresseerd. Ze kijken liever naar het muziekfilmpje op hun iPad. Alleen als we weggaan, groeten ze. Zo, die zijn opgehuppeld, zie je ze denken.

Op naar het volgende pand. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Ook hier weer een hallucinerende collectie meubilair. In het doolhof van ruimtes, hoeken en nissen is geen mens te bekennen. Uit het systeemplafond lekt een zangstem die zich als een bloedzuiger aan me vastklampt … Glenn Miller:

Will this be moon love,
nothing but moon love?
Will you be gone when the dawn comes stealing through?

Opgejaagd door de melodie doorkruisen we in hoog tempo de zalen. Je loopt wat af op zo’n meubelboulevard, snel toch al een paar kilometer! Misschien is dat wel het concept: laat de klanten lopen tot ze niet meer kunnen. Observeer het moment waarop ze, murwgebeukt, capituleren. Bied dan de koffie aan, om het laatste verzet te breken. Teken vervolgens de contracten.

Daarom dit advies: blijf altijd in beweging op meubelboulevards. Ga nooit zitten!

Onderweg naar de volgende woonreus pruttelt Glenn Miller nog na. Waaraan doet die melodie me toch denken? Ik wrik wat aan de noten, waardoor een ander melodielijntje ontstaat … in een schok dringt het tot me door … een fragment uit de Achtste symfonie van Gustav Mahler! Om precies te zijn: uit het tweede deel waar de bariton pathetisch zingt:

Ewiger Wonnebrand,
glühendes Liebesband,
siedender Schmerz der Brust,
schäumende Gotteslust,
Pfeile, durchdringet mich,
Lanzen, bezwinget mich …

Zo zie je maar, het kan verkeren in het leven. Ineens zit ik weer in het Amsterdamse Concertgebouw, tijdens die gedenkwaardige uitvoering van de Achtste, alsof het weer 6 maart 2011 is. Wat een uitvoering! Jarenlang liep ik in een boog om dit monstruoos grote werk heen … nee, zo hoor ik mezelf nog verdedigen … die Achtste … teveel pathos, over de rand … een hysterisch, sentimenteel werk … al die krijsende stemmen! Maar ik liet me verleiden om te gaan luisteren.

Al weken van tevoren spookte de muziek door me heen. Keer op keer beluisterde ik de cd, wat alleen maar frustreerde, want dit werk, dat zich begeeft tussen maximaal hard en maximaal zacht, is eigenlijk niet te registreren. Onmogelijk is het de bijna vierhonderd musici vast te leggen op zo’n armetierig schijfje. En dan die tekst, waarvoor we in de eenentwintigste eeuw niet meer gebouwd lijken te zijn … in het eerste deel die pathetische Pinksterhymne, een oproep om de geest neer te laten dalen, in het tweede deel die woordenbrij uit Goethe’s Faust. Ik voelde me als een bergbeklimmer, nerveus voor de tocht. Ook in de toiletten, in dat kwartiertje voor het begin, voelde de sfeer lichtelijk gespannen aan. De handendrogers loeiden onrustig en de mannen wilden allemaal nog hun laatste druppels kwijt vóór de Grote Reis (zonder pauze).

Het podium was volledig gevuld, met het extra grote orkest, de drie gemengde koren, de twee jongenskoren, de drie sopranen, twee alten, tenor, bariton en bas … daar was Mariss Jansons, de dirigent. Met een enkel gebaar zette hij de inleidende dreun van het orgel in werking. De eerste klanklawine vulde de Grote Zaal, die ineens te klein leek. Het koor loeide: Veni Creator Spiritus … Kom Schepper, Heilige Geest. Meer kun je als mensheid, zonder elektronische versterking, niet bereiken.

Aan het begin van het tweede, laatste deel is de euforie over de neergedaalde geest voorbij. Stiller dan stil begint de muziek, die door de aarde lijkt te zakken, door een nulpunt heen, om in een moerassig schimmenrijk te belanden. Stap voor stap gaat het daarna weer omhoog tot aan die aangrijpende, de keel afsnoerende slotakkoorden, die echo’s van de eeuwigheid. Faust, de rusteloze zoeker, die zijn ziel aan de duivel verkocht, wordt opgenomen in iets wat op de hemel lijkt, bijgestaan door ‘het eeuwig-vrouwelijke’ …

Alles Vergängliche
ist nur ein Gleichnis.
Das Unzulängliche,
hier wird’s Ereignis.
Das Unbeschreibliche,
hier ist’s getan.
Das Ewig-Weibliche
zieht uns hinan …

Dát is het magische van muziek. Ze klinkt in het moment en dooft uit, maar is dan niet voorbij. Juist na afloop begint die onvoorspelbare alchemie. Als ik terugdenk aan de uitvoering van die Achtste, dan is het niet het ongehoord extreme wat zich opdringt. Niet de decibellen. Niet de honderden uitvoerenden. Het is vooral de pauze tussen de twee delen, die me het meest is bijgebleven. Normaal wordt er dan gehoest, geschuifeld, kort gepraat, omdat de mensen willen uitademen. Maar nu was het stil, intens stil. Een bijna meditatief moment. Hoe krijgt Mahler dat voor elkaar? Ik gok op de volgende verklaring. In het jaarverloop valt Pinksteren na Pasen. Maar Mahler koos voor de omgekeerde volgorde, voor een bijna heidense omdraaiing. In het eerste deel laat hij de Geest neerdalen. Het is Pinksteren. Dan volgt, aan het begin van het tweede deel, dat stille, geheimzinnige fragment. Zacht pizzicato. Een minieme bekkenslag. IJle klanken van de blazers. Het Golgotha-moment van de symfonie. Muzikale Goede Vrijdag. Daarna laat Mahler je innerlijk meegaan met de geest van Faust, omhoog, richting verlossing. Het is Pasen. Eerst daalt de Heilige Geest neer om daarna op te stijgen, maar in een doorleefde, menselijke vorm. Een geniale vondst van die meester van de metamorfose.

En dat allemaal door Glenn Miller & Beverwijk.

De laatste meubeltoonzaal. Ook daar weer muziek. Ondefinieerbare klanken. Saxofoon en trompet op een bedje van melige synthesizerklanken. Direct zetten we het tempo er weer goed in. Onderweg zonder ik me even af in een schemerige kamer, vol met voluptueuze bankstellen. Op één ervan zit een echtpaar. De sfeer is geïrriteerd, dat zie je zo. Ze kibbelen. De vrouw mekkert over de kleur van de bekleding. Ze wil zwart leer en niet bruin, want dat past beter bij de gordijnen. De man lijkt haar niet te horen en vouwt een zelfgetekende plattegrond van de huiskamer open: ‘Luister toch eens naar me … die bank past niet onder de vensterbank … ’ Hij zegt het zacht en voorzichtig, er hangt immers een escalatie in de lucht. Zijn vrouw zucht diep. Daarna zwijgen en staren ze lange minuten. Dan, ineens, uit het niets, staat de vrouw op en trekt hem uit de bank omhoog. Ze geeft hem een zoen en lacht: ‘Kom, we gaan … lekker naar huis!’

Zo zie je maar: ook op de woonboulevard kan zich de Achtste van Mahler voltrekken. Met de Geest voor ogen, dat Ideale Bankstel, gingen ze erheen. Daar wachtte een moeras, en ze zwegen. Maar de Geest kwam terug, gemetamorfoseerd. Ze kochten de bank niet en verlieten de Meubelreus, hand in hand.

(Klik hier voor het verhaal over Mahler in Leiden)

Een gedachte over “Als Pasen na Pinksteren valt

  1. Joep

    Ooit kreeg ik van iemand een grammofoonplaat (weet je nog wat dat was?) van Mahlers 1e. Kostte mij toen moeite om af te luisteren. Later kocht ik zelf de 4e, wat mij beter afging. Jij hebt mij echter naar Mahler leren luisteren, door de eerste maten van de 2e voor te zingen (nou ja, zingen … je imiteerde de inzet van de celli met een ‘voe-voe-voe-voe-VOE’). Daarna was ik om: Das Lied der Erde, de Knabenwunderhorn, de Rückertliederen, ik heb ze in de loop van de tijd in allerlei uitvoeringen aangeschaft: Thomas Hampson, Anne-Sofie von Otter, Kathleen Ferrier, George Szell. De symfonieën in uitvoeringen onder leiding van Haitink of Bernstein. Ik kwam met de 8e echter niet verder dan het imposante eerste gedeelte van het Veni Creator, de koorinzet. Al gauw werd het teveel, zoals jij ook beschrijft. Het kwam geperst door de luidsprekers, zelfs in de uitvoering van Bernstein. Na het lezen van jouw artikeltje heb ik de CD eens opgezet vanaf de door jouw genoemde solo. Goethe’s Faust met al die verschillende engelenkoren volgt daarna. Opnieuw een ontdekking, de rest die erop volgt. Voor het eerst snap ik de combinatie met het Veni Creator.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s