Half oktober. Zuid-Jutland, net buiten het stadje Ribe. Het loopt richting zonsondergang. Samen met een stuk of dertig Denen staan we verwachtingsvol aan de oever van de Ribe Å. Dikke jassen aan, dassen om, camera’s en verrekijkers in de aanslag. Een half uurtje wachten we … daar … het eerste groepje spreeuwen vliegt aan. Stap voor stap volgen andere groepjes, die versmelten met de eerder gearriveerde. Dat gaat door totdat een gigantische zwerm van, zo beweert iemand, 200.000 exemplaren is ontstaan. En dan, ineens, uit het niets, zonder duidelijke aanleiding, is er de eerste acrobatische beweging van de zwerm … allerlei vormen ontstaan … een bol … scheve pluim … sigaar … paddenstoel … golvende draden … ze accelereren, verdichten, vertragen … soms vallen vogels als zwarte klodders natte verf uit de zwerm om er schielijk weer in terug te keren en nooit, werkelijk nooit, botsen ze. En om dit alles nóg indrukwekkender te maken is er dat geluid, nee, niet dat snerpende gekrijs waar spreeuwen zo bekend om zijn … maar een laag, diep, zoevend geluid, een drukexplosie, ontstaan doordat ze massaal de vleugels wenden om synchroon van richting te veranderen.
De zon is bijna onder als de zwerm, even onverwacht, neerdaalt in de brede rietoever … nee … er lijkt geen centrale regie te zijn, geen leider die het voortouw neemt. De vogels verdwijnen definitief in de vegetatie en de kolonie barst uit in een oorverdovend lawaai. Zo gaat het elke dag, in voor- en najaar. In de ochtend herhaalt het tafereel zich spiegelbeeldig en zwermen de spreeuwen uit in alle windrichtingen, tot zo’n 50 kilometer afstand, meestal in kleine groepen.
De duisternis is gevallen en de toeschouwers druppelen weg, hun auto’s in. Wij fietsen terug naar onze overnachtingsplek in het prachtige Ribe en zwijgen, overdonderd als we zijn door het schouwspel. Voor het slapen gaan visualiseer ik die plastische, pulserende zwerm en hoor weer die exotische drukgolf … en val in slaap.
De volgende dag, lopend over de dijk van het piepkleine Waddeneiland Mandø, voor de kust van Ribe gelegen, met in de verte grote groepen ganzen, eenden en zwanen, ontstaan de eerste, schoorvoetende pogingen om vat te krijgen op het fenomeen van de avond ervoor. Ja, zo redeneer je dan onbeholpen, samen in zo’n zwerm ben je sterker dan alleen, beter beschermd tegen roofvogels. En misschien heb je het wel warmer, zo met z’n allen. Maar, zo argumenteert mijn rationele brein verder, de roofvogels van hún kant weten zo wel erg goed waar ze hun voedsel moeten halen … of misschien is het een sociaal gebeuren dat het groepsverband versterkt … of is het pure Spieltrieb … of …
De tweede avond worden we als vanzelf naar het schouwspel toegezogen. We zijn niet de enigen: een aantal mensen van de dag ervoor is er óók weer. En al begint het te regenen en is de wind hard en guur, het spektakel is even groots en raadselachtig.
’s Avonds struin ik het internet af, op zoek naar sluitende verklaringen. Er blijkt veel onderzoek te zijn gedaan naar zwermgedrag bij vogels. Er bestaan computermodellen waarin de gedragingen van de individuele dieren als algoritmen worden ingevoerd, waarna op het beeldscherm zwermachtige structuren ontstaan. Drie factoren zijn hierbij bepalend, zo lees ik. Ze worden met fraaie Engelse begrippen aangeduid en beginnen ook nog eens allemaal, de verbeelding prikkelend, met de letter a. Als spreeuw in een zwerm moet je aan avoidance doen: raak andere vogels niet aan. En let op je alignment: volg de gemiddelde richting van de zwerm. Tenslotte moet je letten op de attraction: vorm een deelzwerm met zeven tot acht vogels in je directe omgeving. Klinkt best wel logisch allemaal. Maar in het onderzoek zijn nog niet alle variabelen in beeld gebracht, zoals turbulentie, luchtdruk, wind, regen. Het blijft dus nog even wachten op die Alomvattende Zwermtheorie. Maar wat maakt het uit, die drie begrippen alleen al klinken als poëzie in de oren … ik neem ze mee de nacht in, als een soort mantra …
De derde dag, fietsend langs de verstilde, met trekvogels verzadigde Noordzeekust, praten we niet veel over de spreeuwen. Dat hoeft ook niet, want natuurlijk gaan we nóg een keer … en tegen zonsondergang staan we er weer. Het weer is nu wél mooi, er zijn plekken blauw in de lucht en er gloort avondrood. Meer nog dan op de vorige avonden hangt er verwachting in de groep … en daar zijn ze alweer. Stap voor stap groeperen ze zich. De vliegpatronen zijn bij vlagen nog ingewikkelder en onvoorspelbaarder dan de dagen ervoor … en als vanzelf roep je ‘ah!’ en ‘oh!’ … iedereen doet dat trouwens. Het lijkt wel of we, exemplaren van de soort Homo sapiens, een dialoog voeren met de musici en balletdansers van de soort Sturnus vulgaris … en, tenslotte, na twee drukgolven verdwijnen ze weer in het riet en valt de nacht …
Tijdens het fietstochtje terug naar Ribe stel ik voor een nieuw werkwoord te formuleren, in een poging mijn overdosis verwondering en bewondering een beetje binnen de perken te houden. Het heeft een exotische klank en een wat ongewisse spelling. Het is even zoeken, maar uiteindelijk wordt het ‘ah-ohen’ …
Ik ah-oh
Jij ah-oht
Hij ah-oht
Wij ah-ohen
Jullie ah-ohen
Zij ah-ohen.
Maar wat is eigenlijk de precieze betekenis van dit werkwoord? Tja, als je de ambitie hebt om in de Dikke Van Dale te komen, zul je precies moeten zijn … ah-ohen: het uitroepen van verbaasde kreetjes met open mond en uitgeschakeld rationeel brein. Een verwarrend werkwoord is het wel. Je bent immers niet meer in staat te tellen, te meten, te wegen. Je verliest je innerlijk houvast. Kijkend en luisterend naar zoiets als een spreeuwenzwerm ervaar je een groot aantal variabelen, die complex interacteren en simultaan optreden. Ineens blijkt 1 + 1 dan niet 2 te zijn, maar 3. De rationele mens in ons krijgt, ondanks al die ingenieuze computersimulaties, maar moeilijk vat op de kwantumsprong tussen het gedrag van de individuele spreeuw en dat van de zwerm. Biologen kennen dergelijke fenomenen maar al te goed en bezweren ze door er een mooi woord aan te geven: emergentie. Oog in oog met een emergent verschijnsel ga je vanzelf ah-ohen.
De laatste dag in Denemarken. De zonsondergang redden we niet, dan maar een zonsopgang. Slechts een paar mensen zijn aanwezig. De spreeuwen verbergen zich nog in het riet. We zijn alert, want het kan zó gebeurd zijn … en inderdaad … ze vliegen uit, erupteren uit het riet, als overkokende, zwarte melk. Fraaie patronen toveren ze, maar niet zo langdurig als bij de zonsondergangen. En dan spat de zwerm centrifugaal uiteen, in alle denkbare richtingen … en het is het stil, oorverdovend stil …
Voor de laatste keer fietsen we terug naar Ribe. Ik merk dat mijn rationele brein weer aanfloept en nieuwe verklaringen zoekt. Houd je in, denk ik, doorbreek de sfeer niet, blijf in het hier en nu … blijf ah-ohen … laaf je nog wat langer aan deze gesublimeerde schoonheid … accepteer dat de wereld groter is dan jezelf …
Wat toevallig dat wij vandaag, in Rome, boven de Zuil van Trajanus een zwerm zagen ontstaan. En even later iets verder, maar nog steeds boven het centrum van Rome het vervolg ervan zagen. Nog net niet die mooie, vastbesloten patronen, maar wel het begin en ook dat is fascinerend! Nog geen ge-ah-oh, dat hadden we al gedaan bij een prachtige multi-mediaprojectie over het oude Domus di Palazzo Valentini. A. probeert een filmpje naar je te sturen per mail.
Wat een prachtige context voor een spreeuwenzwerm! Ik hoorde dat in Rome de spreeuwen overlast veroorzaken …
Mooi verhaal, over een bijna mystiek gebeuren. Heb er ook vaak met open mond naar staan kijken.
Prachtig verhaal. Met je taal suggereer je precies de schitterende bewegingen van zo’n vogelzwerm!
Prachtig stuk over dit magische schouwspel waaraan ik bijna verslaafd ben. Af en toe lukt het me dit in Nederland te zien, wel in kleinere getallen. Prachtige korte films bekijk ik keer op keer en kan niet genoeg krijgen van de pure vreugde en de schoonheid van de schepping.
Wat een prachtige observaties. De dagen voor wij uit Frankrijk vertrokken zaten wij ons tegen het vallen van de avond ook vaak te vergapen aan zo’n mooie kunstvideo real time hemelsbreed boven het veldje voor ons huis. Dat moeten we eens aan Frans vragen, hoe dat werkt, zeiden we als we weer eens uit ge-ah-oht waren. We zijn op onze wenken bediend!