Tandeloze wapens

nachtwacht

Het Rijksmuseum. De Nachtwacht. Als jongetje kwam ik er al, tijdens de museumlessen op de lagere school. Maar hoe goed keek ik in al die jaren naar het schilderij? Soms heb je een duwtje nodig om beter waar te nemen. Dat gebeurde me afgelopen 24 maart. Obama bezocht, voorafgaand aan de nucleaire top in Den Haag, het Rijksmuseum. ’s Avonds zag ik in de krant de foto die de wereld rondging: Obama en Rutte voor de Nachtwacht, met op de achtergrond de centrale personages van het schilderij, kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburch. Dit onweerstaanbare beeld, vermengd met Barack’s charisma, deed me de volgende dag in het museum belanden.

Een groep Japanners dromt voor me samen. Om de beurt fotograferen ze elkaar, met de Nachtwacht op de achtergrond. Zeker een kwartier duurt het voordat ze allemaal aan de beurt zijn geweest, dan pas stommelen ze weg. Rembrandt hebben ze alleen op de schermpjes van hun camera’s gezien …

Ik zet een stap naar voren en kijk nog eens goed naar Banning Cocq en Van Ruytenburch. Bijna vierhonderd jaar staan ze naast elkaar, omringd door zestien van hun manschappen. Samen vormen ze de schutterij van de Kloveniersdoelen: voorname, trotse mannen uit de gegoede burgerij. IJdele mannen ook, die pronken met hun status. Nee, het ziet er niet naar uit dat ze ten strijde gaan trekken. Het is een erewacht, een stelletje ongeregeld, een 17e eeuwse variant van ons old boys network, een ceremonieel gezelschap waar je contacten legt en baantjes naar elkaar toeschuift.

Ik worstel me door een kluit bezoekers verder naar voren, en spel het schilderij. Kapitein Frans staat er voornaam bij, in het zwart gekleed, contrasterende rode sjaal om de hals, gesoigneerde baard met sik. Zijn handbeweging geeft aan dat hij de leider is, een soort Obama. Hij staat op het punt om te gaan bewegen. Luitenant Willem, die hem lijkt te volgen, houdt een nogal onpraktisch, maar wel esthetisch steekwapen in zijn hand. De schutters eromheen vormen een chaotische groep. Eén laadt zijn musket, de tamboer roffelt op zijn trommel, een hond slaat aan, op de achtergrond is er een wirwar van in de lucht priemende lansen, als vers uitgeworpen mikadostokjes … ja … eigenlijk moet je luisteren naar dit schilderij … je hoort de straat, de opgewonden kinderstemmen, de ruisende rok van die jonge vrouw in het licht, de tegen elkaar ketsende lansen, je hoort het Nederlands uit de Gouden Eeuw … eigenlijk is de Nachtwacht gevisualiseerde klank …

Het loopt tegen sluitingstijd. Ik slenter richting uitgang en kijk niet echt meer om me heen. Toch houdt op de afdeling Middeleeuwse Kunst een ongewoon object me staande. Een wonderlijke, getordeerde spiraalvorm. Is het gemaakt van bot, van ivoor?

foto

Narwhalsk1

Ik lees het toelichtende bordje. De wonderlijke titel doet me struikelen: ‘Eenhoorn-hoorns’. Het kunststuk blijkt te stammen uit de elfde eeuw … duizend jaar oud … daar is de Nachtwacht een kind bij! Het is een altaarstuk uit de (niet meer bestaande) Mariakerk in Utrecht, een kandelaar, gemaakt van de hoorn van een walvissoort, de narwal. Eeuwenlang zijn er kaarsen op gespietst. ‘Men dacht dat het de hoorns van de eenhoorn waren, een fabeldier dat gold als het zinnebeeld van de kuisheid van Maria.’ Ach ja … de eenhoorn … een nepbeest is dat, een kitscherig fabeldier, sentimenteel uitgevent in kinderboeken en halfbakken sprookjes.

Ik verlaat het gebouw en fiets door de stad, met dat wonderlijke stelletje op mijn netvlies: Barack Obama, Mark Rutte, Frans Banning Cocq, Willem van Ruytenburch, de narwal en de eenhoorn. De dagen erna, terwijl Obama in zijn Air Force One de wereld afstroopt, blijft vooral de narwal aan me knagen. Ja … een walvis is dat, met een rare hoorn op zijn kop … dat wist ik nog wel … maar verder? Op YouTube vind ik een filmpje. Narwallen in een desolate ijsvlakte, rustig zwemmend in een wak, de koppen boven het water uit. De hoorns strijken zachtjes langs elkaar heen, net zoals, zo stel ik me voor, de lansen op de achtergrond van de Nachtwacht.

Meer kom ik te weten over deze exotische dieren, die tot 90 jaar oud kunnen worden en leven in de Noordelijke IJszee. Zwaar zijn ze, tot 1800 kilogram, en lang, vijf meter is geen uitzondering. Desondanks zijn ze uiterst wendbaar en kunnen duiken tot twee kilometer diepte. Daar verdragen ze de immense druk van het inktzwarte, ijskoude water. Vooral de hoorn is een verbazingwekkend orgaan. Eigenlijk is het geen hoorn, maar een (slag)tand, die vrijwel uitsluitend bij de mannetjes voorkomt. Vanuit de linker bovenkaak groeit een hoektand twee tot drie meter uit, in een fraai spiraalpatroon. Probeer dit huzarenstukje maar eens in gedachten op te bouwen: draai, tegen de wijzers van de klok in, een punt cirkelvormig om een ander punt en beweeg het tegelijkertijd rechtlijnig, met constante snelheid, naar voren … De tand zou een rol spelen bij het doorboren van ijs, het spiesen van vis of het omwoelen van de zeebodem. Maar die verklaringen houden geen stand omdat de vrouwtjes geen slagtanden hebben. De meest plausibele theorie is dat de tand een seksueel kenmerk is, zoals de kam van een haan of de veren van een mannetjespauw (recent onderzoek ondersteunt deze gedachte: langere slagtanden duiden op zwaardere teelballen). Eigenlijk is het als met de wapens in dat legertje van Frans en Willem: ze zien er gevaarlijk uit, maar zijn toch betrekkelijk onschuldig, vooral bedoeld om op een esthetische manier indruk te maken. De schutters op de Nachtwacht en de mannetjesnarwallen: ze lijken op elkaar.

Een week later, nieuwsgierig, sta ik weer voor de vitrine met de spiraaltand. De paar bezoekers die stoppen, kijken vluchtig. Te weinig herkenning. Onduidelijk object. Maar ik zou het liefst de tand vastpakken, de spiraalvorm in mijn handen voelen, het gewicht en de hardheid taxeren. Aangrijpend en tegelijk komisch idee: eeuwenlang dachten de kerkgangers te kijken naar de hoorn van de magische eenhoorn, totdat in 18e eeuw het spoor naar de narwal leidde. Het sprookje was voorbij, de mythe onrafeld. De eenhoorn bleek bedrog, een fantoom, voer voor goedgelovige zwevers … maar nog geen tien minuten later breekt mijn weerstand. Verderop in het museum stuit ik, o wondere synchroniciteit, op een schilderij van Paulus Potter, Orpheus en de dieren, met centraal daarin … de eenhoorn …

foto1

Ach ja, die Orpheus. Met zijn lierspel kon hij alle wezens tot rust brengen. Hij toverde zoete klanken uit het paradijs, herinneringen aan een utopische, nog onbedorven wereld waarin roofdier vredig naast prooidier leeft. Wolf naast hert, met er tussenin … de eenhoorn. De slang die op het schilderij rondkruipt is ongevaarlijk maar zal later, de goede verstaander weet het, Eva verleiden en de zondeval in gang zetten.

De dagen erna lees ik verhaal na verhaal over de eenhoorn. De ene keer blijkt het een hertachtig paard met manen en leeuwenstaart, dan, zoals bij Potter, een paardachtig dier met geitachtige poten. Sinds de oudheid staat het magische dier symbool voor maagdelijkheid en schoonheid, maar ook voor dapperheid en strijdlust. Jagers kunnen het dier alleen met een valstrik vangen. Ze nemen een maagd mee het bos in, waar de eenhoorn op afkomt, en dan vangen ze hem. In de christelijke literatuur krijgt dit heidense jachttafereel een aangepaste vorm. De eenhoorn staat dan symbool voor Christus, de maagd voor Maria en de jager voor de aartsengel Gabriel die de Heilige Geest in Maria’s schoot brengt. Phallus en maagdelijkheid: een oeroud koppel.

Door Obama kom ik ook terecht in de Bijzondere Collectie van de bibliotheek Haarlem. Die bevat een serie fraaie houtgravures, met de eenhoorn als thema. In een apart kamertje, met witte handschoenen aan, mag ik de kunstwerkjes bekijken en er foto’s van maken. De mooiste vind ik die van de graficus en tekenaar Dirk van Gelder (1907-1990). Het is een ontroerend tafereel, laverend op grens tussen kunst en kitsch. Een eenzame eenhoorn in een maagdelijk besneeuwd, maanbeschenen landschap:

eenhoorn004

Nee: narwallen gebruiken hun tanden niet om te bijten of te steken. En het wapen van Willem van Ruytenburch is eerder een ornament dan een dodelijke dolk. Ook de tand van de eenhoorn heeft geen bloeddorstige bedoelingen. Al deze zogenaamde wapens zijn niet wat ze lijken te zijn. Misschien zouden de narwalkandelaars een plek moeten krijgen in de Eregalerij, naast de Nachtwacht, samen met het schilderij van Paulus Potter …

6 gedachtes over “Tandeloze wapens

  1. Mark

    Surf eens naar het Musée de Cluny in Parijs (Cluny Unicorn Tapestries). Daar vind je de beroemde grote eenhoorntapijten als symbool van te louteren seksualiteit.

  2. Cilia Born

    Misschien krijg je een keer de gelegenheid om een tentoonstelling samen te stellen. Ik ben benieuwd hoe die eruit gaat zien, maar verwacht er veel van!

  3. André Rooijmans

    ‘Tandeloze wapens’… zo’n titel alleen al… mooi!
    Mannen met hun wapens op de nachtwacht rond één vrouwelijk persoon…
    Narwallen met een wapen als seksueel kenmerk…
    Boeiende relaties:))

  4. Dank dat je me weer hebt meegenomen op een boeiende reis…
    Zeker heb ik je dit verhaal al een keer vertelt maar ik plak het in dit bericht omdat het zo toepasselijk is. Bron Antrovista:

    Het geheim van de eenhoorn
    De puntigheid van ons bewustzijn
    In vroegere eeuwen bestond er geen psychologie. Deze zielenwetenschap is pas in de twintigste eeuw ontstaan. Voor die tijd werden zielenprocessen beschreven in de vorm van beelden: sprookjes, mythen en fabels.

    De eenhoorn is een mythologisch wezen dat altijd erg tot de verbeelding heeft gesproken, maar de betekenis van het beeld is niet vanzelfsprekend. Een gewoon paard dient in sprookjes vaak als beeld voor het denken. Maar wat mag een paard met een lange, spitse hoorn op zijn hoofd dan toch beduiden?

    De sleutel tot dit geheim kan gevonden worden in de manier waarop we waarnemen. Er zijn twee manieren om naar dingen te kijken: de periferische en de puntsgewijze. Dieren kunnen alleen periferisch waarnemen, mensen kunnen het allebei.

    Periferisch waarnemen
    Dieren hebben een open, weidse manier van kijken. De ogen nemen alles in de omgeving gelijktijdig waar. Bij de meeste dieren staan de ogen aan weerszijde van de kop, zodat ze niet over de mogelijkheid beschikken om met twee ogen naar één punt te kijken. Deze manier van waarnemen kun je ‘periferisch’ noemen. (omtreksgewijs)

    Het periferische waarnemen is dromerig en omvattend. Het geeft de mogelijkheid om reflexmatig op waarnemingen te reageren.

    1. Frans Olofsen

      Dank voor je reactie! Het mooie van de eenhoorn is dat, met de ontmaskering van het concrete dier (de hoorn bleek afkomstig van de narwal), de symbolische betekenis gebleven is. Het idee achter de werkelijkheid is in dit geval sterker dan de werkelijkheid zelf. De eenhoorn zal blijven bestaan!

  5. Theo

    De gravure van Dirk van Gelder lijkt rechtstreeks geïnspireerd door een gedicht van Adriaan Roland Holst:

    Hij sprong te voorschijn, stond, en rilde
    van drift en heldere onschuld, waar
    een ronde maan de sneeuw der stilte
    bescheen, en plots werd ik gewaar
    de rechte lange hoorn, die trilde
    van schoonheid en van doodsgevaar
    Laat zoo ‘t gedicht geboren wezen
    in een besprongen nu-en-hier,
    Wanneer – een volle droom, gerezen
    boven de sneeuw van het papier
    de schrijfstift trilt van lust en vrezen,
    hoorn van dat wild, onschuldig dier.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s