Vrije ruimte

En toen was er ineens weer zo’n nieuw, hightech woord: ChatGPT. De volgende loot aan de stam van kunstmatige intelligentie (AI). Het gaat om een programma dat teksten schrijft. Geef het een paar sleutelwoorden en er rolt een levensecht verhaal uit. Dat is wat ze beloven. Maar wie heeft dat boek dan geschreven, die scriptie, dat werkstuk? Zo vervaagt de grens tussen nep en echt steeds verder. Of is dat een te makkelijk oordeel en zal het zo’n vaart niet lopen?

Toen ik hoorde over ChatGPT moest ik denken aan Spotify. Eind vorig jaar ontving ik van de muziekgigant een gepersonaliseerd bericht onder de titel Spotify wrapped. Het bleek te gaan om een samenvatting van mijn luistergedrag tijdens het afgelopen jaar. De geheime algoritmen hadden hun werk gedaan en een analyse gemaakt. Wat bleek? In een jaar tijd had ik geluisterd naar in totaal 1247 artiesten en 1772 nummers. Het meest schokkend was wel de totale tijd die ik aan dat alles had besteed: 17175 minuten, omgerekend een slordige 286 uur. Ronduit vervreemdend was de top 5 van mijn ‘favoriete artiesten’. Op nummer 1 stond pianist Nils Frahm. Begrijp ik wel, veel naar geluisterd, geniale toonkunstenaar. Op nummer 2 stond ene Johann Sebastian Bach. De nummers 3 en 4 laat ik maar even zitten. Bij nummer 5 stokte mijn rationele brein … Wim Sonneveld …

Wim Sonneveld? De cabaretier? 

Het duurde even voordat ik het begreep. Vanuit een nostalgische roes luisterde ik een tijdje naar de liedjes van Ja zuster, nee zuster en daar, inderdaad, deed Sonneveld aan mee, overigens in een gastrol. Ach, wat een geniale liedjes zijn dat toch, van het onovertroffen duo Harry Bannink en Annie M.G. Schmidt. De muzikaliteit spat er, ook na ruim een halve eeuw, nog steeds vanaf. En het plezier … want de kat van Ome Willem is zeven maanden naar Parijs geweest ‘zodat ie nu alleen maar Franse kranten leest, bonjour en voulez-vous’. En hij zegt steeds ‘O pardon!’ en ‘lust enkel nog maar sjuderans en af en toe cognac …’ 

Maar dat terzijde.

Terug naar Spotify: dank voor al je muziek en de vele horizonnen die je me hebt laten zien. Maar toch zit ik een beetje met je analyses in de knoop. Die raken weliswaar mijn hoofd, maar niet mijn hart. Als ik denk aan mijn echte, duurzame en onvervalste muzikale belevenissen, dan gaat het vrijwel altijd over livemuziek. Dan zie ik Willeke Alberti voor me, optredend in het bejaardentehuis waar mijn oma woonde. Ontroering golfde door de zaal. Telkens weerDiep in mijn hartMorgen ben ik de bruid. Of ik hoor weer die overdonderende, monstrueuze Achtste symfonie van Mahler. Of Mozarts Requiem, waar ik een keer als zanger aan mee mocht doen: een diepe ervaring van non-dualiteit, ondanks het verdienstelijke, maar toch amateuristische niveau van de uitvoering. 

Maar het meest bijgebleven is een concert dat ik elf jaar geleden meemaakte. Een wonderlijk avontuur was dat. Ja, beste Spotify, als je me écht had gekend, dan had je die ervaring op nummer 1 gezet … 

Ik kreeg een uitnodiging voor een concert in het Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam: het Tweede Strijkkwartet van Morton Feldman (1926-1987). Er zat wel een bijsluiter bij: het stuk zou ruim vijf uur gaan duren en zonder pauze uitgevoerd worden. Nou heb ik best ervaring met lange werken. Urenlange opera’s heb ik meegemaakt, ware gevechten tegen de slaap. Gelukkig hebben die werken pauzes, desnoods twee. Maar vijf uur zonder onderbreking naar muziek luisteren lijkt eerder een vorm van zelfkastijding dan een leuk avondje uit. Ga je dat volhouden, zonder ravitaillering, zonder lichamelijke ongemakken?

De avond vóór de uitvoering ging ik, als voorbereiding, vroeger dan normaal slapen. Maar dat werkte averechts en tot overmaat van ramp rukte een verkoudheid op. Om mijn gedachten te verzetten luisterde ik op YouTube naar het bekendste werk van Feldman: Rothko Chapel. Een verstild werk met ijle, repeterende klanken, zonder verhaal en af en toe een vragende melodie. ‘Het instrumentgebruik moet zo sensitief zijn als het aanbrengen van verf op een doek’, zei Feldman zelf. Ook luisterde ik nog even naar een fragment van het strijkkwartet dat ons te wachten stond. Dat stemde niet vrolijk. Moest ik vijf uur gaan luisteren naar dat dorre stro?

En toen brak De Grote Dag aan. Vooraf aten we nog wat in het restaurant van het Muziekgebouw. We zaten riant voor het raam en hadden een magistraal uitzicht over het IJ. We keuvelden losjes, prikten wat met onze vorken, keken naar de bootjes en golfjes. Geen vuiltje aan de lucht. 

Maar we wisten wel beter.

In de zaal stemmig, gedempt licht. Eerst was er een woord vooraf. Een medewerker gaf een paar adviezen. U mag best de zaal uitlopen, zei hij, om naar het toilet te gaan, maar doe dan wel even de schoenen uit. Ga niet zitten draaien op uw stoel, strek desnoods achterin de zaal de rugspieren, maar zorg ervoor dat de anderen rustig kunnen luisteren. En als de druk in de cabine wegvalt, dacht ik erbij, valt het zuurstofmasker vanzelf naar beneden en onder mijn stoel ligt een zwemvest. En ja, benadrukte hij nogmaals, het strijkkwartet bestaat uit één deel en wordt dus niet onderbroken.

De avond begon met twee ultrakorte stukken van twee andere componisten. Ik weet het nog precies: een twee minuutjes durend strijkkwartet van Calliope Tsoupaki, gevolgd door de ongeveer twee keer zo lang durende Sechs Bagatellen van Anton Webern. En toen was het pauze. Echt waar: pauze! En daar ging de net genestelde meute, de zaal uit, naar de koffiebalie, na welgeteld zes minuten muziek. Met terugwerkende kracht kan ik daar, zo’n elf jaar later, nog steeds de slappe lach van krijgen. Dit concert was geprogrammeerd door een geniale zenmeester! 

En toen mochten we écht. Het eerste halve uur viel niet mee. Daar waren die kale noten zonder vibrato, precies zoals in dat filmpje op YouTube. Motief na motief ontvouwde zich, zonder duidelijk patroon, er was geen strijd noch catharsis. Waar ging deze muziek heen? En ja hoor, precies zoals ik had verwacht, met dat zachte klanktapijt, viel een eerste slachtoffer snurkend in slaap, snel gevolgd door een tweede (overigens snurkte Feldman ook tijdens uitvoeringen van zijn eigen werken). Daarna, met nog zo’n vierenhalfuur te gaan, stulpte de sfeer in de zaal langzaam maar zeker om. De tijd verdampte en de muziek zakte door een vreemd soort nulpunt. Bevond ik me wel in een concertzaal? Of was ik in een tempel? Een verborgen tuin?

Ik weet nog dat ik na een tijdje op mijn horloge keek en mijn ogen niet kon geloven: vijftig minuten waren voorbijgegaan! In de uren erna gebeurden meer vreemde dingen. In de opbergkast van mijn geheugen gingen onvermoede laatjes open. Ineens zag ik de kaart van Nederland, die op mijn lagere school voor de klas hing. Juf wees de grote steden aan. Amsterdam, Utrecht, Rotterdam. Glashelder hoorde ik haar stem: ‘Daar in het zuiden ligt Maastricht en …’ Ze stopte en keek boos naar Kees, die niet stil kon zitten. Tegenwoordig zouden we zeggen: een typisch geval van ADHD. Om hem te vermanen sloeg ze met de houten aanwijsstok tegen het bord, maar hij bleef maar draaien op zijn stoel. Toen ze nog een keer sloeg brak de stok in tweeën. De klas lachte. Juf, rood aangelopen, beet op haar lip en Kees juichte.

Ja, wat is dat eigenlijk: tijd?

Een ander laatje ging open. Ik bevond me in de zandbak achter mijn kleuterschooltje. Half onder het zand trof ik een dier aan, een vleermuis, al wist ik dat toen nog niet. Zonder een spoor van angst pakte ik het slapende beestje aan een vleugelpunt op, en liep ermee naar de juf. Nog zie ik de paniek in haar ogen. Gillend rende ze weg. Van schrik liet ik het dier vallen. Een tijdje lag het op de grond, maar het ontwaakte, en fladderde in een grillige beweging weg.

Schokkend eigenlijk, dat gebeurtenissen, waarvan je het bestaan niet meer vermoedt, tot in de kleinste details terug kunnen komen. Zou dan ergens, in je hersenen, of daarbuiten misschien, alles opgeslagen zijn, ook die schaamtevolle gebeurtenissen waaraan je het liefst niet herinnerd wil worden?

Richting het einde keek ik weer eens op mijn horloge … bijna vijf uren waren voorbijgegaan. Geen last had ik van mijn rug, de verkouden neus. Ook mijn tochtgenoot oogde onvermoeid. Fris als hoentjes kwamen we aan bij de finish, die open was, als een vraagteken, een belofte zonder inhoud. Die ‘nachtmerrie voor luisteraars en uitvoerenden’, zoals Feldman zijn strijkkwartet noemde, was voorbij. En ik begreep wat hij over het werk zei: ‘Het is een legpuzzel waarvan elk stukje past, maar als je klaar bent, zie je dat er geen afbeelding is.’

Daarna volgde die mystieke nanoseconde na het uitdoven van de laatste noten. Het weifelende applaus voelde als een woeste lawine.

Nee, beste Spotify, hoewel ik graag op je ben geabonneerd, je zal me nooit en te nimmer écht weten te vangen. Het lijkt er sterk op dat je me kent, maar toch produceren jouw algoritmen een zielloze, statistische afgeleide van mijn luistergedrag. Zeker, de grens tussen schijn en werkelijkheid zal steeds fragieler worden. Maar diezelfde kunstmatige intelligentie roept ook een innerlijke tegenbeweging op. Ik ben ervan overtuigd: ergens diep binnenin ons bestaat een hyperindividuele, vrije ruimte waar geen algoritme kan binnendringen.

2 gedachtes over “Vrije ruimte

  1. sandervanhesteren

    Gaaf. Niet alleen mooi verteld, maar ook een overtuigende geruststelling dat AI ons nooit zal kennen. Dank, Frans!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s