We worden dommer


We zaten met een mannetje of zeven aan tafel. De tweede fles wijn raakte al aardig leeg. Het gesprek kwam op tuinieren. Iemand zei iets over een plant: ‘Ach ja … hoe heet ie toch ook weer … hij heeft van die mooie paarse bloemen …’.
De kring probeerde hulp te bieden en raadde mee, maar de naam kwam niet boven water.
‘Misschien moeten we even googelen?’ stelde een reddende engel voor. Maar niemand ondernam actie, ondanks de drie smartphones die op tafel lagen.
‘Eerst nog maar even een glaasje wijn?’ zei de gastvrouw, waarna de avond verder genoeglijk voortgleed … alleen … dat plantje-met-die-paarse-bloemen bleef een zwart gat … maar ach, wat maakt het uit … waarom zou je al die moeite ook doen … alles staat toch op internet?

De ochtend erna zat ik in een volle forenzenbus en keek om me heen. Bijna iedereen tuurde zwijgend en voorovergebogen naar de verlichte schermpjes in hun handen. En ik dacht, lichtelijk cultuurpessimistisch: Hoe moet dat nou, als de stroom langdurig uitvalt en we onze batterijen niet meer kunnen opladen? Wat gebeurt er dán, als je aan een licht-benevelde tafel zit en iemand naar de naam van een paars plantje vraagt? Ja … ik zou het aan Maurice de Hond willen vragen, die protagonist van het moderne leren, goeroe van de iPad- of Steve Jobsscholen … weet je nog, Maurice, toen, met die millenniumwisseling, dat je ons waarschuwde voor de gevaren van op hol slaande computersystemen? Op jouw advies heb ik op de valreep, oudejaarsavond van 1999, het bad nog vol laten lopen, want het was niet uitgesloten dat ook de drinkwaterbedrijven plat zouden gaan …

Inderdaad, dat internet is magistraal, maar evengoed gekmakend en verwarrend. Laatst kwam ik daar weer eens achter. Ik daalde af in de kelder van de ingenieuze software waarop deze website draait, WordPress. Daar kun je vinden wat de statistieken van je site zijn, hoeveel mensen je bezoeken en door welke zoekwoorden ze bij je terecht zijn gekomen. Voor iedereen met een eigen website een advies: laat die kelderdeur dicht! Want wat bleek? Het meest gelezen verhaal van deze website is een niemendalletje, zó onbenullig van inhoud dat ik eerst nog twijfelde of ik het erop zou zetten. Het gaat over het wel en (vooral) wee van een nieuw aangeschaft apparaat, een melkopschuimer. Kortom: over niets. De lijst van ingetikte zoekwoorden van het verhaal is zowel hilarisch als deprimerend:

melkopschuimer
melk opschuimer
beste melkopschuimer
goede melkopschuimer
hand melkopschuimer
opschuimertje
opschuimer
plastic melkopschuimer
melkschuimer
melkopschuimer de
de melkopschuimer
melkopschuimer hand
hand opschuimer
melkklopper
melkklopper elektrisch
elektrische melkopschuimer
melkopschuimer elektrisch
melkopschuimer met de hand

En dit is nog maar een selectie, bovendien heb ik de zoekwoorden met gênante spelfouten weggelaten. Het meest dramatische zoekzinnetje wil ik echter niet achterwege laten: ‘Waarom schuimt mijn tomado tm6107 niet meer op?’ Zo dwalen we over het internet op zoek naar informatie over wegwerpapparaten die ruim binnen de garantietermijn sneuvelen, en ander Groot Leed. Exact hoeven we daarbij niet te zijn, want Google corrigeert je immers, of vult je aan. Iets goed kunnen spellen of uit je hoofd leren is ouderwets, want tegenwoordig werken we met onze 21st century skills! Ik citeer dezelfde Maurice de Hond in een artikel van 29 januari jongstleden in de Volkskrant: ‘Door Google en Wikipedia, smartphones en sociale media heb je waar ook ter wereld altijd de beschikking over alle informatie in de wereld. Dit leidt tot een compleet andere wereld dan de wereld waarin de mensen boven de veertig jaar zijn opgegroeid.’

En dan zie ik dat volgelopen oudejaarsbad weer voor me …

Kort na de avond met dat zwartegatplantje dwaal ik door het Haarlemse Frans Hals Museum, terwijl de woorden van De Hond nog een beetje op de achtergrond doorkabbelen … ik houd stil bij een groepsportret van Johannes Verspronck: De Regentessen van het Sint-Elisabeths Gasthuis (1641; zie foto boven). Kijk eens goed naar de blikken van die vrouwen. Indrukwekkend! Hun hele uitstraling, lichaamstaal, alles straalt autonomie en authenticiteit uit. Pas in tweede instantie zie je wat er vóór hen op tafel ligt …

… een lei met een krijtje erop … een potje inkt … een lakzegel … twee vogelveren, waarvan eentje, met inkt aan de punt, over de rand van het tafelkleed ligt … scheelt weer vlekken! Al die attributen zijn nuttige gebruiksvoorwerpen, maar niet meer dan dat. De eigenlijke actoren van het tafereel zijn de vrouwen zelf. En je vraagt je af hoe Verspronck, anno 2016, een groepsportret van óns zou maken. Misschien zou hij ons afbeelden als voorovergebogen, geïmmobiliseerde zwarte gaten, als naamloze plantjes-met-paarse-bloemen …

Een paar dagen later loop ik de Amsterdamse Apple Store binnen, gevestigd in het fraaie Hirschgebouw op het Leidseplein. Wat een heerlijkheid om daar te vertoeven! Al die prachtige, fraai vormgegeven, door en door slimme apparaten in één ruimte bij elkaar. In een enkele oogopslag zie je de complete, hoogbegaafde familie Apple voor je. Het mooiste in de winkel is misschien wel de glazen wenteltrap. Een echt kunststuk.

IMG_2520
Het lijkt of je bij Apple deelgenoot bent van een andere, betere wereld. Nee, het is niet een ruimte waar je naar binnengaat in je kluskleren met verfspatten erop, of met je modderschoenen nadat je de tuin hebt omgespit. Het is een schone, heldere wereld van wit licht en glas. De boodschap is: wij van Apple zijn transparant, wij leggen maagdelijke sneeuw over de geschonden aarde. We beloven het paradijs, het schone schip, het onbeschreven blad … tabula rasa.

Misschien is het dat wat Maurice de Hond met zijn Steve Jobsscholen wil. Weg met dat ouderwetse papier, de lekkende pennen, het stoffige bordkrijt, de vieze sponzen. Laten we in het onderwijs een oase creëren, scholen met glazen trappen die tot aan de hemel spiraliseren! In serene rust zijn de zelfsturende leerlingen met hun iPads in de weer. Toezicht is niet langer nodig. Geen gestreste docenten die met klotsende oksels tegen krijsende klassen schreeuwen. De moderne leraar is coach, procesbegeleider en staat niet frontaal tegenover, maar náást de zelfverantwoordelijke leerling. Via apps controleert hij wat de vorderingen zijn en hoe die zich verhouden tot de groep of algemeen geformuleerde standaarden en eindtermen. Het is het concept van de teacher independent education, in een nieuw jasje. Het achterliggende idee is: mensen zijn feilbaar, systemen niet. En nóg verder daarachter sluimert een neoliberaal mensbeeld waarin de mens, net als de anorganische natuur, meetbaar, weegbaar en voorspelbaar is.

Maar zijn al deze ontwikkelingen wel zo nieuw? Leven we wel in die ‘compleet nieuwe wereld’ van De Hond? Gaat het niet eerder om oude wijn in ronkende, fraaie nieuwe zakken? Laten we even paar stappen terug in de tijd zetten, naar 1926. Theo Thijssen, onderwijzer met vaardige en luchtige pen, schrijft zijn prachtige boek over het onderwijs, De gelukkige klas. Wat blijkt? Ook toen al leefde, in embryonale vorm, het adagium van ‘meten is weten’. Op een dag krijgt Thijssen de inspecteur in de klas. Die komt een nieuw kwaliteitssysteem controleren. Houden de leraren zich daar wel aan? Hebben ze het goed ingevuld? In het systeem, dat de naam ‘klassenregister’ draagt, moet de onderwijzer nauwgezet aangeven wat de vorderingen van de leerlingen zijn, aan de hand van helder omschreven criteria. Maar Thijssen vult het register slordig in. Zo noteert hij ook de resultaten van fictieve lessen en dateert die tot overmaat van ramp in de kerstvakantie. Hij komt daar pas achter als hij meekijkt met de inspecteur. Maar, wonder boven wonder, ziet die de fouten over het hoofd. Thijssen krijgt zelfs een compliment: ‘Buitengewoon consciëntieus bijgehouden.’ Uiteindelijk eindigt hij zijn boek, sprekend tegen zijn klas, met de volgende, iconische woorden: ‘M’n heerlijke, lieve, lastige stel, ik weet eigenlijk maar één ding: de jaar of wat dat ik jullie heb en dat jullie mij hebben, behoren wij enkel maar een gelukkige klas te zijn. En de rest is nonsens hoor, al zal ik dat júllie nooit zeggen.’

De woorden van Thijssen, bijna een eeuw oud, zijn nog steeds actueel. Ze geven aan dat het fundament van elke vorm van onderwijs de relatie is tussen leraar en leerling. Als die ontbreekt heeft geen enkele technologie, hoe slim en veelbelovend ook, meerwaarde. Uiteindelijk vormt de mens zélf de kwintessens. Iedereen weet dat uit eigen ervaring. Denk maar terug aan je eigen schooltijd. Wat zie je voor je? Grote kans dat het mensen zijn, medeleerlingen, klassen, leraren. Als ik terugdenk aan mijn lagereschooltijd dan zie ik de juf voor me, honderdvoudig. Een keer droeg ze me op het gedicht Herinnering aan Holland van Hendrik Marsman uit het hoofd te leren. Nu nog voel ik de sensatie van het voordragen, de kwantumsprong die ik maakte in mijn zelfwaardering. En de juf, ja, ze zit er nog steeds, bij het raam. Ze glimlacht naar me, want ook zij ziet ‘breede rivieren traag door oneindig laagland gaan’. En achter haar zie ik het schoolplein, zinderend in de zomerzon en ook hoor ik die hond blaffen.

Natuurlijk is het allemaal niet zo zwart-wit. Uiteraard zal ICT in het onderwijs een steeds sterkere plek krijgen. Maar de spil blijven de mensen die er werken, met hun concrete gezichten, de modder aan hun schoenen, met hun onhebbelijkheden, humor, de meeslepende verhalen, hun verbeeldingskracht. Zeker, al die techniek maakt ons eindeloos slimmer. Maar laten we niet in de klassieke fout vervallen en het middel tot doel maken, tot pedagogisch ideaal, tot ideologie. Uiteindelijk zijn al die subtiele apparaten moderne varianten van de lei en het inktpotje van de regentessen van Verspronck. Zeker, we weten veel, met al die permanent beschikbare kennis in ‘de cloud’. Maar hoe wezenlijk is die ‘wolkwijsheid’ eigenlijk? Met evenveel recht kun je zeggen dat we tegelijkertijd dommer zijn geworden.

De gelukkige klas

Theo Thijssen

Soms lijkt het wel of de ene helft van Nederland de andere helft controleert. Een illustratief voorbeeld daarvan levert het deze maand uitgegeven advies van de Onderwijsraad onder de titel ‘Naar doelmatiger onderwijs’.

Wat staat er in dat advies? Ik zal een poging doen. Zoals de titel suggereert moet het onderwijs doelmatig(er) worden. Momenteel heerst er teveel een gelijkheidscultuur. De verschillen binnen het onderwijs moeten beter benoemd en benut worden. Daarom moeten docenten hun tijdsbesteding en verrichte taken meer gaan verantwoorden. Ze moeten gaan tijdschrijven, net zoals andere hoogopgeleiden dat doen. Helaas voelen docenten dat nu nog als bedreigend. Maar daar zal een kentering in komen, want ze zullen er zelf de vruchten van gaan plukken! Immers, als je gaat meten, ontstaat er vanzelf meer erkenning en waardering voor verschillen in inzet. Zo creëer je meer motivatie die de doelmatigheid weer verhoogt. Aldus deze cirkelredenering.

Hopelijk zijn de docenten het eens met de Onderwijsraad. Helemaal zeker is dat niet, want in de lijst van ‘geraadpleegde deskundigen’ is nauwelijks een ‘pure’ docent te vinden.

Het credo in het advies van de Onderwijsraad luidt: meten is weten. Dat laatste doet me denken aan een boek wat ik onlangs kreeg. Ook dat gaat over het onderwijs, het basisonderwijs om precies te zijn. In het boek staat een kwaliteitssysteem beschreven dat tot doel heeft de effectiviteit van het onderwijs te verhogen. In het systeem, dat de naam ‘klassenregister’ draagt, geeft de leraar nauwgezet aan wat de vorderingen van de leerlingen zijn, door de tijd heen en aan de hand van duidelijk omschreven stofinhouden. De Inspectie van Onderwijs controleert steekproefsgewijs.

In het boek staan ook de ervaringen van een leraar met het systeem. Open en eerlijk wordt beschreven dat hij een deel van het register niet goed invulde. In zijn gretigheid noteerde hij ook de resultaten van fictieve lessen en dateerde die tot overmaat van ramp in de kerstvakantie. Gelukkig liep het goed voor hem af, want toen de inspecteur het Register kwam controleren, keek hij over de antidateringen heen. De docent kreeg zelfs een compliment van de inspecteur: ‘Buitengewoon consciëntieus bijgehouden.’ Geluk bij een ongeluk.

De naam van de leraar is … Theo Thijssen. Hij beschrijft de hilarische scene in zijn dagboek, gepubliceerd onder de titel ‘De gelukkige klas’. De eerste druk van het boek, waar de geur van het klaslokaal bijna letterlijk in is te ruiken, verscheen in … 1926 … bijna een eeuw geleden.

Thijssen eindigt zijn boek, sprekend tegen zijn klas, met de volgende zinnen: ‘M’n heerlijke, lieve, lastige stel, ik weet eigenlijk maar één ding: de jaar of wat dat ik jullie heb en dat jullie mij hebben, behoren wij enkel maar een gelukkige klas te zijn. En de rest is nonsens hoor, al zal ik dat júllie nooit zeggen.’