Vrijdagmiddag. Nog even snel een boodschap doen in de stad. Onder een vrolijk zonnetje fiets ik weg. Al snel merk ik iets ongewoons: op een hoek staat een fluorescerende motoragent. Hij eet, letterlijk, uit zijn neus. Niets aan de hand dus. Maar bij het Haarlemse Provinciehuis staan meer motoragenten. Vlakbij dromt een mensenmassa samen, keurig weggestopt achter dranghekken. Het kwartje valt bij de aanblik van het vele oranje: dit is de Provincietour van Willem-Alexander en Máxima. Kennismaken met de nieuwe koning en koningin. Vandaag is blijkbaar Noord-Holland aan de beurt.
Ik hang nog even rond. De lucht is zwanger van verwachting. Na een paar minuten gaat het geroezemoes over in applaus en gezwaai. Een oversized zwarte auto zoeft langs. Ergens ver achter het glas determineer ik Máxima. Ze zwaait. Uiteraard. Iedereen zwaait hier. Volgens de regels der logica is de koning er ook, maar Máxima’s aura heeft hem weggedrukt. Vreemd eigenlijk. Je ziet niet meer dan een flits, en toch herken je haar. Het is als met natuurwaarnemingen. Je rijdt op de snelweg, ziet een gele veeg en denkt ‘Koolzaad’. Of je ziet rode stippen op een bouwterrein – ‘Klaproos’. Eén enkele blik op een boom en je weet: dat is een Eik.
Máxima.
Het zal een jaar of veertien geleden zijn. Ze was nog maar pas in Nederland en bezig met een geheime kennismakingstocht. Ineens stond ik tegenover haar. Plantage Middenlaan, Amsterdam. Ze liep de Hollandse Schouwburg uit. Haar blik was uitdrukkingsloos, naar binnen gericht. Misschien was ze aangeslagen door het verhaal van de duizenden joden die vanuit de Schouwburg zijn gedeporteerd. Een tel keek ze in mijn richting en even voelde ik haar charismatische kracht. Wat een verschijning! Mijn republikeinse harnas kraakte in zijn voegen. En toen, vanuit het niets, schoten uit twee richtingen motoragenten aan, gevolgd door weer zo’n buitenproportionele zwarte auto.
En weg was ze.
Net als nu, bij dat Provinciehuis.
In de stad is het druk. De mensen stromen weg van de Grote Markt, waar de koninklijke kennismaking achter de rug is. Om in de drukte makkelijker vooruit te komen parkeer ik mijn fiets tegen de etalageruit van een kledingwinkel. Ik kijk naar binnen. Mijn blik haakt vast aan één van mijn plantaardige obsessies: een bolronde buxus … en dan zie je paleistuinen … in barokke vormen getrimde buxushagen … de tuinen van Versailles … de zonnekoning … Paleis het Loo … geen koninklijker plant dan de Buxus …
Overal zie je haar tegenwoordig. Al jaren staat ze in de top 10 van meest verkochte tuinplanten. Ga maar eens op stap met de Buxus voor ogen. Loop door winkelstraten, scan de etalages, het interieur, de uitstallingen voor de deuren: je komt haar zeker tegen. Ze is er neergezet voor een stukje sfeer, de suggestie van groen, een vleugje natuurlijkheid. We hebben van haar een behangplant gemaakt. Vaak schreeuwen we moord en brand over doorgefokte dieren, maar superveredelde planten zijn net zo erg. De Buxus is een plofkipplant. Maar eigenlijk is ze geen plant. Eerder is ze een afgeleid beeld van de wilde plant, die heesterachtige of boomachtige vormen (tot negen meter) aan kan nemen. Zo omschrijft een plantenkweker het: ‘Buxus wordt nooit toegepast in losse vorm maar uitsluitend in snoeivorm’. Geen Buxus zonder schaar. Knippen moet je haar, minimaal vier keer per seizoen, dan leeft ze eindeloos lang in de gewenste vorm. Bovendien blijft ze groen, ook in de winter, ze is een evergreen. Vandaar het tweede deel van haar Latijnse naam: Buxus sempervirens. Letterlijk betekent dat achtervoegsel ‘altijd levend’ of ‘altijd groen’. Het is niet toevallig dat de plant van oudsher als vruchtbaarheidssymbool is gebruikt en later, in christelijke tijden, als symbool voor de verrijzenis van Christus. De overtreffende trap van al dat eeuwige leven zijn de bolvormige buxussen van plastic. Die zijn niet beeld van een plant, maar beeld van een beeld van een plant. Deze abstracte objecten refereren alleen in de verte naar het origineel, hoewel de gelijkenis soms zó goed is, dat de cirkel van echt en namaak in zijn eigen staart bijt.
Het is een meevaller dat de Buxus in mijn etalage niet van plastic is. Helaas is ze wel een beetje geel. Die gaat het niet lang meer volhouden.
‘Heb je de jurk van Máxima gezien?’ hoor ik iemand achter me zeggen. ‘Mooie kleur grijs!’
‘Nee … zilver!’
‘Ja … zilver!’
‘En Alex, wat had die aan?’
‘Gewoon … een pak …’
Alex.
Hij heet tegenwoordig toch Koning Willem IV?
Ik kijk weer naar mijn zieltogende Buxus naast de etalagepop … ja … als er één plant symbool staat voor Willem-Alexander, dan is het wel de Buxus. Oerbeeld: het ondeugende jochie dat provocerend een voetbal naar het verzamelde journaille trapte en zijn fraaiste uitspraak deed: ‘Alle Nederlandse pers opgerot’. Afgeleid beeld van dat oerbeeld: de ceremoniële koning die geen protocollenfetisjist wil zijn. Voor eeuwig. Sempervirens. Zeker, de mensen willen hem best laten uitgroeien naar zijn oorspronkelijke staat. Maar als koning ben je nu eenmaal een gesnoeid beeld van je oorspronkelijke staat. Of beeld van beeld, als je op postzegels, mokken, vlaggen en T-shirts verschijnt.
Later die dag, in Amsterdam, wijst iemand me op een reclamebord met de aankondiging van een tentoonstelling in de Nieuwe Kerk. Daar kun je de inhuldiging ‘audiovisueel herbeleven’. Op de billboard staat een levensgrote foto van het schrijdende koningspaar. Wat een aangrijpend tafereel! Máxima ziet er sereen en ontspannen uit. Trots is ze, verbaasd misschien wel, dat ze koningin is. Ook Willem-Alexander oogt in eerste instantie ontspannen, maar als je beter kijkt, naar zijn hand, waar die van Máxima fraai bovenop ligt, dan zie je de nervositeit. De waarheid manifesteert zich in de details: de samengeknepen knokkels van zijn stresshand.
’s Avonds kijk ik via Uitzending Gemist naar de reportage van de Provincietour door Noord-Holland, die blijkbaar ook nog door Friesland ging. En dat alles op één dag. De presentatrice heeft het bijgehouden: het verblijf in Haarlem duurde exact 16 minuten en 28 seconden. Een militaire operatie. Een charmeoffensief. Zwaaien, handjes drukken, hier en daar een paar woordjes wisselen met het publiek, maar niet te lang, want we moeten door, en de bodyguards zijn al zo onrustig. Doel: zoveel mogelijk mensen zien in zo kort mogelijke tijd, zodat het beeld van het nieuwe koningspaar steeds verder kan buxuficeren.