Wat een weekend!
Vrijdagavond. Op de bank, laptop op schoot. Even kijken naar de resulaten van de Nationale Tuinvogeltelling 2010. Welke soort zou als eerste zijn geëindigd? Maar ik kreeg geen tijd om verder te denken, want vanonder de bank steeg een vreemd, verontrustend geluid naar boven … nee, toch niet wéér! Waar was Moor, die kat, dat sluwe roofdier! Zou ze weer een vogel gevangen hebben en die, volgens vast gebruik, onder bank gedeponeerd hebben?! Met kloppend hart schoof ik de bank een stukje van de muur af … ja hoor … zwart, aardebruin … een merel … een vrouwtje … op een bedje van losse veren. Ik vloekte en riep om Moor, maar die liet zich niet zien. Reeksen vogels heeft ze gevangen, ondanks die bel om haar nek. Een duif heeft ze een keer, tevergeefs, door het kattenluik naar binnen willen trekken. Talloze koolmezen, pimpelmezen. Roodborstjes. Lijsters. En zelfs een bonte specht. Nog een keer mopperde ik op Moor, nee, niet op haar broer, Alex, want die heeft zich na zijn castratie gespecialiseerd in bromvliegen en amfibieën.
Wat te doen? Uiteindelijk besloot ik de kattenkooi te pakken, waarin Alex ooit voor zijn castratie was vervoerd. Nog steeds, als hij het geluid van het deurtje hoort, spuit hij als een bezetene weg, met een dolgedraaid limbisch systeem.
Bakje water in de kooi, een handje zaadjes. De merel liet zich makkelijk oppakken. Wonderlijk hoe ze aanvoelen, vogels. Dat zachte van de veren, de lucht er tussenin en tegelijk die harde botjes van de vleugels. Kooi dicht, in een aparte kamer, met de deur dicht. Stel je voor dat Moor het zou ontdekken!
Volgende ochtend. Natuurlijk direct gaan kijken. Ze zat rechtop, en keek monter, zo leek het. Ik pakte haar weer op, spreidde de vleugels. De rechtervleugel was in orde. De licht hangende linkervleugel leek niet gebroken, wel zwaar geblesseerd. Vooral opvallend was het ontbreken van de staartpennen. Juist die zijn zo mooi bij merels en wippen zo parmantig omhoog tijdens de landing.
Ik zette haar terug in de kooi en liep naar het balkon. Daar stapte ze uit de kooi en schudde de veren. Nee, vliegen lukte niet, maar ze wist wel de rand van een bloempot te bereiken. Zou ze een kans maken? Ik redeneerde: morgen weer een inspectie en dan misschien naar de Vogelopvang. Daar zou ze een tijdje kunnen blijven en aansterken.
Ik pakte haar weer op en maakte de foto. Dat had ik natuurlijk niet moeten doen, want nu was ze niet langer meer een vogel, maar mijn vogel. Ik probeerde een naam voor haar te bedenken, maar dat hoefde niet. Gewoon de kleine m veranderen in een grote M. Merel. Mooie naam!
Ze mocht buiten blijven, op het balkon, met het deurtje van de kooi open. Ze scharrelde een beetje rond, nipte van het water. Allemaal hoopvolle signalen!
Buiten, op weg naar de stad voor de zaterdagse boodschappen, keek ik omhoog naar het balkon. Daar zat ze, Merel!
’s Avonds sneeuwde het, dus besloot ik haar de nacht binnen door te laten brengen. Voor het slapen een laatste controle. Ze zat rechtop, en soesde een beetje. Toestand: stabiel.
Die nacht sliep ik onrustig. Een paar keer hoorde ik haar fladderen, waarbij ze de tralies van de kattenkooi raakte. Wat was ze actief!
Volgende ochtend. Zondag. IKEA. Er moest, vanwege een inpandige verhuizing, gordijnstof en gordijnrails worden gekocht. Nu maakt IKEA me nooit heel vrolijk, zeker niet op koopzondagen, maar het moest en vooraf kon Merel mooi naar de Vogelopvang worden gebracht. Zelfs op zondag was dat mogelijk!
We liepen naar beneden, Merel en ik. Niets wees op de dramatische gebeurtenissen die aanstaande waren. Ze zat gewoon rechtop en keek om zich heen. Ineens gebeurde het. Bij letterlijk de eerste stap over de drempel naar buiten maakte ze een sprong, viel op de rug en fladderde heftig met de vleugels.
‘Merel … draai je om!’
Maar ze luisterde niet.
Ik zette de kooi neer, om haar dan maar zélf om te draaien. Maar het was te laat. Ze stierf en bleef liggen in die typische houding van dode vogels. Op de rug, pootjes omhoog.
Ik slikte en kreeg een misselijk gevoel toen ik aan IKEA dacht. Twijfel kroop omhoog, maar uiteindelijk liep ik naar binnen, en pakte de grote schep. In het voortuintje maakte ik, naast de groenbak, een kuil en legde haar erin. Aarde er weer op en bovenop een paar handen droge, bruine bladeren. Stokje in de aarde, als een monumentje.
‘Dag beessie …’, hoorde ik mezelf zeggen.
IKEA viel mee.
’s Middags de gordijnrails opgehangen, wat altijd meer tijd kost dan je denkt. Elke keer laat ik me weer verleiden door de pictogrammen van de montage-instructies. Op maat zagen, pluggen, waterpas hangen. Tijdens het werkje moest ik regelmatig aan Merel denken, terwijl op Radio 4 het vioolconcert van Sibelius klonk. Ideaal medicijn tegen melancholie op een rustige zondagmiddag!
Maar het venijn zit in de staart. Het kattenluik maakte nerveuze bewegingen en daar stond ze voor me … Moor … met in haar bek … niet te geloven … een merel … een vrouwtje! Ik schreeuwde mijn keel schor en stormde op haar af. Van schrik liet ze de vogel los. Merel 2 vloog op, in een wolk van veertjes, tegen het raam aan. Maar ze vond de deuropening en vloog weg!
Moor schoot weg, onder bank. Ik stoof achter haar aan en trok de bank in een woeste beweging naar voren. Wat daar lag tartte elke beschrijving. Tientallen veertjes en veren, niet alleen van merels. Een waar vogelkerkhof, veroorzaakt door die doorgefokte huiskat! Met de stofzuiger zoog ik de veertjes op. De aangekoekte stukjes weefsel op het hout schraapte ik met een schuurspons los en veegde het zaakje op met een natte dweil, die ik langdurig onder de hete kraan uitspoelde.
Een kop thee bracht weer wat rust in de tent. Ik dacht: die Nationale Vogeltelling is eigenlijk een brutotelling. Ze zouden een correctie moeten uitvoeren voor de slachtingen die dat ergste roofdier van het land, de Felis domesticus, aanricht. Wat er dan netto overblijft geeft een veel nauwkeuriger beeld van onze vogelstand.
Maar dat terzijde, want geloof me: dit is nog niet het einde van het verhaal. Laat in de avond boende ik de gootsteen schoon, met die vieze dweil in gedachten. In het afvoerputje zaten nog wat resten die ik eruit pulkte. Pas in tweede instantie zag ik dat het een vogelpootje was, daar tussen mijn vingers. Een klein pootje, zeker niet van een merel, waarschijnlijk van een of ander meesje. Weer stuwde die tomeloze woede omhoog, maar ik wist me te beheersen.
Het allerergste is dit. Terwijl ik dit stukje schrijf ligt Moor slapend, pikzwart, fraai opgerold op de bank. Mijn woede smelt. Nee, natuurlijk kan ze er niets aan doen. Ze doet gewoon waarvoor ze is gefokt. Ik houdhaat van haar.
Mooi verhaal. Ik geef u alleen wel een Gouden Tip. Ik heb kraaien en spreeuwen, enzovoorts, gered door meteen naar de Vogelopvang te gaan!
Tsja, bijzonder. Luipaard is nog te jong om te weten wat hij “hoort” te doen denk ik. Maar nog zo’n vreemd fenomeen: onder het raam van mijn kamer hang een mezenkastje. Al twee dagen wordt dit druk geïnspecteerd door meneer koolmees en mevrouw/meneer pimpelmees. Om de beurt gaan ze naar binnen. Meneer koolmees en dan steeds pimpelmees. Machtstrijd of een pimpelmees met een indentificatieprobleem? Ben benieuwd.
Ik heb eens een veeg uit de pan gehad van onze stadsecoloog omdat ik het waagde een vraag te stellen over de geinige bosmuis die onze jongste kat had meegebracht. Andere muizen worden altijd direct opgegeten, maar deze mickey-gelijkende soort (die wel 80 cm hoog springt, dus de dames des huizes zaten gelijk op de kast) liet zich niet verschalken. Huisgenoot G. bracht hem terug naar zijn biotoop. En onze vraag (“sinds wanneer wonen er bosmuizen in dit weidegebied?”) werd nooit beantwoord. Wel vernamen we dat het natuurlijk evenwicht in onze omgeving totaal verstoord werd door die afschuwelijke Felis domesticus. Je zou je haast gaan schamen!
(Het filmpje met de bavianenbaby deed me trouwens denken aan een vergelijkbaar geval met een leeuwin en een hertje, gezien op TV. Moederinstinct bleek sterker dan jachtinstinct. Trouw aan het vermeende jong leidde tot de hongerdood van beiden.)
Andere beestjes, zie: http://activerain.com/blogsview/1396935/-polar-bear-i-come-in-peace-very-cool-photos-of-a-polar-bear-and-dog
The incomprehensible hand of intelligence drives both ruthlessness and compassion in the same breath. Will one ever understand this complex matrix and unseen hand of supreme intelligence? It may be absurd to impute this complexity to simplistic and divisive religious dogmas or to the gods of various jostling religions, who “answer” our selfish prayers while they divide humanity and are mutually incompatible.
Mijn moeder noemt haar merel in de tuin ‘Heinrich’ of ‘Hitler’, want die bedisselt alles voor de anderen. Of het elk jaar dezelfde is, weet ik niet, maar zij zegt van wel.
Wat een prachtig herkenbaar vogelverhaal! Vooral dat originele ‘houdhaat’ is mooi, nee, geniaal!
Totaal onbetrouwbaar zijn ze, van het soort Felis domesticus bedoel ik natuurlijk. Ze kunnen zacht tegen je aan gaan liggen spinnen, met een lief miauwtje naar het keukenkastje lopen wanneer het tijd voor een hapje blikvoer is, maar toch … hun instict is niet uit te roeien. Wanneer je ze dan ook nog met de naam ‘Moor’ gaan aanspreken – de afkorting is ‘Moortje’ of ‘Moordje’, weet een poes het verschil tussen de spelling met een ‘t’ of een ‘d’? – dan is dat natuulijk helemaal vragen om moeilijkheden. Ik zag een keer een buurtkat bij onze buurvrouw in Alkmaar een flinke biefstuk uit de keuken scoren en daarmee heimelijk doch met triomfantelijke tret over de daken van de tuinschuurtjes verdwijnen. Een makkelijk prooi, de slacht was al door de slager verricht. En Buurman moest het die zondag zonder zijn geplande stukje vlees doen, zich afvragend waarheen het lapje was gevlogen.
Je mag overigens blij zijn dat jullie roversdochter als blijk van haar aanhankelijkheid nog geen vers gevangen rat op het vloerkleedje voor je bed heeft neergelegd. Een meesje of merel is dan te preferen, toch?
Een aai voor Moor en haar broer Alex. (Die heet toch niet toevallig naar de kroonprins, hè?)