Een tip, voor wie naar Ikea gaat. Maak van je rondgang een loopmeditatie. Volg half dromend de grote pijlen op de vloer, langs al die huiskamer-, slaap- en werkkamers en lees de namen van de producten alsof het wonderlijke mantrams zijn … Sultan hjartdal, de binnenveringsmatras … Skydda mjuk, de matrasbeschermer … Alfhild fägel, de lampenkap met verstelbare fitting … laaf je aan al de beloftes die gedaan worden … Bumerang, de met vilt beklede broekhanger die ‘je broek beschermt en op zijn plaats houdt’ … of de Omsorg, de schoenspanner die ‘je schoenen mooi in vorm houdt, ook als ze niet worden gebruikt’. Maar wees ook alert! Wantrouw ‘de gordijnrailset met wandbeslag, gordijnroede en afsluitknoppen en gordijnringen’ … ja … Präktig … met jou heb ik nog een appeltje te schillen. Ik had je rotsvast en waterpas in de muur geplugd, maar toen boog je door, onder het gewicht van de gordijnen. Woest heb ik je van de muur geschroefd, met een enkele beweging doorgebogen en weggegooid. Goedkoop bleek duurkoop. Maar uiteindelijk kan je niet boos worden op Ikea. Want dan is daar, voor een luttele 99 cent, Plastis, de afwasborstel, met een zuignap vast te kleven aan de wandtegels. Handig bij ruimtegebrek op het aanrechtblad!
Ineens sta ik tussen planten. Vreemd. Ik wist niet dat Ikea die verkocht. Een rondgang leert al snel dat er veel kunstplanten tussen zitten: ‘Voor wie geen levende planten kan houden, maar toch van de pracht van de natuur wil genieten’. Daar … een stapel met bamboeplantjes … ook van plastic, met wederom een belofte, geformuleerd in die licht paradoxale taal: ‘Natuurgetrouwe kunstplant die altijd mooi blijft’. Voor de prijs hoef je dit laminaatplantje niet te laten liggen. Voor een paar eurootjes heb je er levenslang plezier van. Ik struin verder … nog meer kunstplantjes … of toch niet? Ik pak één van de bruine potjes van de schap en aai over de takjes. De twijfel blijft. Op het etiket staat een naam, in keurig plantenlatijn. Het blijkt te gaan om de Calocephalus brownii. Tja. En dan gaat het bij planten net als bij mensen. Als je een naam weet, wil je meer weten.
Thuis zoek ik verder, met het plantje tegenover me. Boeken. Internet. Wie is deze plant, met de grijszilveren kleur, de chaotisch ogende groeiwijze, met de harde en tegelijk zachte takjes? Al snel beland ik in Australië, want daar groeit ze, op kliffen en duinen aan de zuidkust. Hitte. Droogte. Oceaanzout. Dát is de plek van Calocephalus. Ik begin meer te begrijpen van haar verschijningsvorm. Het zachte dat je voelt zijn de kleine, dicht opeengepakte haren, die een dun donslaagje over de takken vormen. Zo beschermt ze zichzelf tegen uitdroging. En er is nog iets: de op het eerste gezicht bladerloze stengel blijkt niet bladerloos te zijn. De dicht tegen de stengels aangedrukte blaadjes zijn klein, millimeters groot, je ziet ze zó over het hoofd. Dat is een andere strategie van hitte- en droogteplanten: de bladgrootte reduceren. Ja, Calocephalus is een taaie plant, een overlever, een pionier. Rotsvast staat ze op zilte kliffen! En bij Ikea, net name in de kersttijd.
In mijn zoektocht tref ik geen Nederlandse naam voor de plant aan. Logisch: ze groeit hier immers niet in het wild. Vertalen dan maar. In het plantenlatijn refereert ‘calo’ naar ‘mooi’ en ‘cephalus’ duidt op ‘hoofd’. Mooihoofd, dat zou een goede naam zijn! Maar ik zie geen mooi hoofd, alleen een warrig, donzig takkenstaketsel. Het blijkt dat de naam verwijst naar de kleine bolvormige, lichtgele bloemen, die overigens niet op mijn exemplaar zitten en er waarschijnlijk ook nooit aan zullen komen.
Mooihoofd … zo zou ik ook wel willen heten!
Een paar weken later ben ik weer in Ikea. Eigenlijk had ik er niets te zoeken. Maar laat ik eerlijk zijn: ik wilde nog een keer naar de Afdeling Mooihoofd.
Loeidruk is het. Weekend. In loopmeditatie doorkruis ik de van daglicht afgesloten afdelingen … daar is ze … Mooihoofd! Minutenlang draal ik bij haar rond, totdat twee vrouwen naast me stoppen.
‘Dát plantje ziet er leuk uit!’ zegt Roodjas.
‘Ja, die ken ik!’ antwoordt Geelmuts. ‘Heb ik in de tuin gehad … nu dus ook bij Ikea!’
‘In de tuin?’
‘Ja!’ vervolgt Geelmuts. ‘Op aanraden van het tuincentrum. Goed te combineren met kleurige bloemen. Staat mooi naast heideplantjes!’
‘Lijkt me ook geschikt voor in mijn bloemstukken!’ zegt Roodjas.
‘Of voor in hangpotten’ fantaseert Geelmuts. ‘Met blauwe viooltjes ertussen …’
‘Ja … of lavendel …’ vult Roodjas aan en pakt twee potjes.
Geelmuts neemt vier potjes mee.
Ineens heb ik verschrikkelijk te doen met Mooihoofd. Niets over haar element, haar biotoop van ruige kusten waarop de zon brandt. Niets over haar taaiheid, haar moed, niets over haar pionierkarakter. Mooihoofd staat hier als een opgefokte vleeskip, losgerukt uit haar context. Zou er naast dierenwelzijn ook zoiets bestaan als plantenwelzijn?
Thuis kan ik het niet nalaten via email contact te leggen met het Customer Contact Center Nederland van Ikea. Of zij meer weten over het plantje, over haar natuurlijke leefwijze, waar ze verzameld is, of gekweekt? Twee dagen later volgt het antwoord: ‘Wij hebben uw e-mail doorgestuurd. Zodra wij antwoord hebben ontvangen, zullen wij u informeren.’ Weer een paar dagen later: ‘Wij kunnen uw vragen niet beantwoorden omdat ook wij de antwoorden niet weten.’ Kortom: een dood spoor. Dan maar zelf verder zoeken. Op naar het tweede deel van de naam: brownii. Daarin zit de naam van de Schotse bioloog Robert Brown (1773–1858). Hij ontdekte de celkern en de stroming van het cytoplasma, deed baanbrekend onderzoek naar de bestuiving en bevruchting van planten. Lange tijd verbleef hij in Australië, waar hij meer dan 3400, grotendeels onbekende plantensoorten verzamelde tijdens lange, ruige expedities. Maar wie vernoemde de plant naar Brown? Dat was de Duitser Ferdinand von Mueller (1825-1896). Ook hij verbleef lange tijd in Australië, na Brown om precies te zijn, ook hij maakte lange tochten over dat gigantische continent. Hij legde de basis voor het nationale Australische herbarium. De kans is groot dat hij uit respect en bewondering Mooihoofd naar Brown heeft vernoemd. Ontroerend idee is dat: de ene pionier eert de andere pionier vanwege een pionierplant.
Mijn Ikea-expeditie eindigde met een artikel van Mueller, uit 1857, zomaar op internet te vinden. Het is een weergave van een ellenlange voordracht over de ontdekkingsreizigers van Australië. Hij eindigt zijn ode met een citaat van de grote Isaac Newton, die man van de zwaartekrachtwetten: ‘I have played like a child with the pebbles on the shore, while the great ocean of truth lies unexplored before me.’ Dat is het mooie van Ikea. De woongigant levert niet alleen Plastis, dat ingenieuze afwasborsteltje met zuignap, maar leidt je ook naar grote onderzoekers die vergaarde kennis niet zien als einddoel, maar als raadselachtige antwoorden die nieuwe vragen oproepen.