De koe. Herkauwer. Goedmoedige producent van melk en vlees. Duizenden jaren geleden maakten we haar tam en fokten haar door tot het imposante dier dat nu onze weiden en stallen bevolkt. Maar ineens heeft ze het gedaan. Want ze piest en poept, produceert ammoniak en is daarmee onderdeel van die stikstofcrisis. En dan produceert ze ook nog eens het broeikasgas methaan. Kortom, die vertrouwde koe is uitgegroeid tot een ware zondebok …
Maar laten we eens doordenken. Want als je ‘koe’ zegt, dan zeg je ‘gras’. Die twee vormen een turbokoppel dat een belangrijke pijler vormt onder onze voedselproductie. En als we van de koe een pispaaltje maken, dan is het gras automatisch ook een soort milieudelinquent.
En dat is onterecht …
Het is vreemd. Gras bevolkt een groot deel van het Nederlandse landschap en toch is ze bij veel mensen niet goed in beeld. Gras is een soort groen behang, de grote bekende onbekende plant. We hebben het wel over de halvering van de veestapel, maar niemand spreekt over de halvering van het aantal grasplanten. En als mensen wél over gras praten doen ze dat meestal vanuit eigen perspectief. Ik heb het getest en een aantal mensen gevraagd waaraan ze denken bij het woord ‘gras’.
‘Gras … dat is de kleur groen.’
‘Voor mij is gras die heerlijke geur na het maaien van mijn gazon.’
‘Gras … dat is een weiland.’
Meer uitspraken volgen verderop.
Nu is ‘gras’ een veel te algemeen woord. Biologisch gezien vormen ‘de’ grassen een caleidoscopische groep van duizenden soorten, waarvan er in Nederland ruim honderd voorkomen. Uit die grote veelvormigheid kies ik één soort, namelijk die voor onze landbouwhuisdieren het meest wordt gezaaid, het Engels Raaigras. En hoor je een naam, dan gaat het bij een plant net als bij een mens: niet langer kun je om haar heen. Ineens krijgt dat vage woord ‘gras’ meer gestalte, zeker als je ook nog haar fraaie Latijnse naam hoort: Lolium perenne.
Dat Raaigras zo intensief door de mens gebruikt zou gaan worden, was onvermijdelijk. De natuurlijke eigenschappen hebben haar in onze armen geduwd. Haar veredeling zou je een vorm van biologisch karma kunnen noemen. Overigens is die veredeling pas laat op gang gekomen, namelijk in het zeventiende-eeuwse Engeland. Vandaar de naam Engels Raaigras.
Nog twee reacties kreeg ik. Iemand zei: ‘Gras is voor mij een voetbalveld.’ En een ander: ‘Gras is een onkruid dat overal in mijn tuin groeit.’
Gras is … tja … groen … maar als je goed kijkt is ze eerder lichtgroen dan donkergroen. De bladeren zijn glad, onbehaard en aan de onderzijde een beetje vettig glanzend, aan de bovenzijde wat ruwer want de parallel lopende nerven steken een beetje boven het bladoppervlak uit. En draai eens een stengel tussen je vingers: die blijkt niet rond te zijn, maar een beetje plat.
De bloei is misschien wel het meest markante stadium. De aartjes zijn plat van vorm en liggen tegen de stengel aangedrukt in een zigzag-patroon, in één vlak welteverstaan. Daarom voel je zo weinig weerstand als je er met je vingers overheen wrijft. Als de bloemen in die aartjes opengaan zie je een andere kenmerkende eigenschap: de meeldraden steken vaak in een X-vorm naar buiten. Zo kan de wind de pollen ver via de lucht verspreiden. Overigens ontgaat de bloei van Lolium ons vaak omdat we haar bij voorkeur in het jeugdstadium maaien, want juist dan groeit ze het hardst en heeft ze voor de koe de hoogste voedingswaarde. Dat snelle groeien is een ideale eigenschap om andere planten weg te kunnen concurreren. Zo krijg je die bekende groene monocultuur, waar de boer zo dol op is. Want een boer wil geen variatie, maar een voorspelbare en makkelijk machinaal te verwerken oogst. Hier zie je in een notendop de gespannen relatie tussen natuur(beheer) en cultuur (landbouw). De eerste is gebaseerd op diversiteit, de tweede op standaardisatie.
Iemand reageerde zelfs een beetje bozig op mijn vraag: ‘Ik haat gras … gras is voor mij hooikoorts … de plant die mijn voorjaar verpest’. Maar een ander kreeg juist een weldadige blik in de ogen: ‘Op gras kun je lekker op je blote voeten lopen!’
Ook een andere eigenschap heeft Lolium naar ons toe gedreven: ze is een plant die goed bestand is tegen betreding door mens en dier. Daarom heet ze ook wel een ‘tredplant’. Vaak zie je haar daarom in bermen, langs paden, op de middenstrook van onverharde wegen, in stedelijke omgevingen, op verdichte, verstoorde, zuurstofarme bodems. Er zijn meer van dergelijke tredplanten en die tref je dan ook vaak in de omgeving van Raaigras aan. Voorbeelden daarvan zijn Witte Klaver, Straatgras, Zilverschoon, Varkensgras, Schijfkamille en Grote Weegbree.
Nóg zo’n eigenschap verbindt ons met Lolium: ze heeft van nature een grote variatie aan groeiwijzen, van plat over de bodem liggend tot rechtop groeiend. De platgroeiende vormen zie je vaak in dichtbevolkte weilanden: de koeien kunnen dit gras niet met de bek lostrekken. Deze variëteiten hebben we veredeld tot het gazongras van onze tuinen en voetbalvelden. Ze hebben bovendien nog een andere bijzondere eigenschap: de wortels vormen zijscheuten die samengroeien met die van naburige grasplanten. Zo ontstaan de taaie, aaneengegroeide zoden en dat is mooi, want we houden niet van kale plekken in onze velden. De van nature rechtop groeiende vormen hebben we veredeld tot het zogenaamde ‘hooigras’. Per jaar vier tot vijf keer maaien levert hooi op, of kuilgras voor in de wintermaanden.
Er was ook iemand die, op mijn vraag over gras, een liedje zong. Ze maakte er een huppelpasje bij:
‘Groen is ‘t gras
groen is ‘t gras
onder mijne voeten
’k heb verloren mijn beste vriend
’k zal hem zoeken moeten
hé daar, plaats gemaakt, voor de jongedame
en de koekoek op het dak
zingt een lied op zijn gemak
o, mijn lieve Augustijn
deze dame zal het zijn.’
Wat een wonderlijk liedje is dat eigenlijk, volop verborgen symboliek. Kinderliedjes zijn nooit vanzelfsprekend …
Over naar stikstof. Want daarmee heeft Raaigras een bijzondere relatie. Stikstof is essentieel voor al het leven op aarde. Zonder stikstof geen DNA, zonder stikstof geen eiwitten, zonder eiwitten geen levensprocessen. Maar de natuur is niet gul met stikstof. Daarom is een indrukwekkende waaier aan systemen geëvolueerd om de schaarse stikstof voor de plantenwereld beschikbaar te maken. Daarbinnen neemt Lolium een bijzondere plek in: ze groeit juist op de zeldzame plekken waar van nature wél veel stikstof voorkomt. Voedselrijk noemen we dat. Die eigenschap hebben we als mens vervolgens uitvergroot door mest en (vooral) kunstmest aan onze landbouwgronden toe te voegen. Zo geven we Lolium haar immense verspreidingsgebied en is ze in ons land uitgegroeid tot één van de meest algemene planten. Het Nederlandse landschap lijdt aan loliumobesitas.
Het stikstofrijk maken van onze bodems is een begrijpelijke, maar geen vrijblijvende daad. Het gevolg is dat de stikstofarme bodems minder goed functioneren en daarmee ook de planten die daarbinnen floreren. We zijn het bijna vergeten, maar de onbemeste hooilanden van vroeger herbergden een overweldigend aantal plantensoorten. Hun namen klinken als poëtische toverwoorden die kleur en kracht aan onze taal geven en complexe werelden aan ons kenbaar willen maken: Spaanse Ruiter, Pijpenstrootje, Blauwe Zegge, Tandjesgras, Witbol, Parnassia, Moerasviooltje, Zonnedauw, Melkeppe, Vleugeltjesbloem, Klokjesgentiaan, Veenpluis, Gevlekte Orchis … de lijst is veel en veel langer. En dan vergeten we voor het gemak maar even al de insecten en vogels die in dat soort halfwilde grasgebieden leven. Kijken we naar de weilanden van nu … die zijn … stil … en groen … en leeg … niet voor niets wordt ook wel gesproken over de Groene Leegte. Waar we in de oude weidegebieden te gast waren bij de godin Flora, staan we nu oog in oog met een verloliumd landschap.
Maar laat die Groene Leegte eens links liggen en ga op zoek naar het Engels Raaigras op een wilde plek. Dan zul je merken dat je haar niet snel of niet vindt. Lolium is namelijk in onze streken van nature helemaal geen algemeen voorkomende plant. Wij mensen zijn ‘omdraaiers’, sinds we in de late Steentijd de overgang hebben gemaakt van rondtrekkende jagers-verzamelaars naar landbouwers. Natuur vormen we om tot (landbouw)cultuur, zeldzame soorten maken we tot algemeen voorkomende soorten die ons eigenbelang dienen … en … o ja … mocht je weer eens iets horen over die stikstofcrisis, doe dan eens het volgende gedachtenexperiment. Denk die overdaad aan stikstof weg, ontstandaardiseer het landschap, kleur de Groene Leegte bloemrijk in. Dan zie je het Raaigras verschijnen in haar échte gedaante, niet in de vorm van tot aan de horizon reikende weilanden, maar als een bescheiden plant die zich heeft gespecialiseerd in het leven op zeldzame, stikstofrijke bodems. Nee, het gras is niet verantwoordelijk voor de stikstofcrisis … de koe evenmin …