Tussen juni 1763 en november 1766 reisde Wolfgang samen met vader Leopold Mozart, moeder Anna en het ook muzikaal begaafde zusje Nannerl, door Europa. Tegenwoordig zouden we het een promotietournee noemen. Ze deden ook Haarlem aan. Tien jaar oud was het jochie toen hij op het orgel speelde in de Bavo-kerk op de Grote Markt. De gedenksteen, rechtsonder naast het orgel geplaatst, en te zien op bovenstaande foto, memoreert deze gebeurtenis.
Ik vroeg me af, staande voor de gedenksteen, wat hij gespeeld zou hebben, dat wonderkind, met al pianoconcerten op zijn naam, symfonieën, pianostukken, aria’s, vioolsonates …
Vader Leopold was ambitieus en wist dat hij een grenzeloos talent in handen had. Hij stroopte de koningshuizen en adellijke families van Europa af, om de kunsten van zijn zoon (en dochter) te tonen en om, met succes, geld binnen te halen. Toen ze Haarlem aandeden, was het onvermijdelijk dat Wolfgang op het, toen al, wereldberoemde Müller-orgel zou gaan spelen. Het is precies bekend: een uur lang zat hij achter dat gigantische instrument.
Kon hij met zijn voeten wel bij de pedalen?
Even, nadat ik de foto had genomen, meende ik in mijn ooghoeken Leopold te zien. Hij stond tegen de zijmuur aangeleund en keek wat verlegen omhoog naar dat dieprood geverfde instrument waar zijn zoon klanken uittoverde. Ontroerd was hij, maar ook verontrust. Je zult maar een kind hebben met zoveel talent! In brieven schreef hij: ‘Wie het niet ziet of hoort, kan zich er gewoon geen voorstelling van maken’. En: ‘Het gaat eenvoudig je verstand te boven.’
Ja, wat zou Wolfgang gespeeld hebben? Niet iets specifieks, vermoed ik, en zonder twijfel uit het blote hoofd. Hij improviseerde graag op bestaande werken die hij desnoods achterstevoren speelde, of van de ene in de andere toonsoort omzette, alsof het niets was. Het orgel zal hij op zijn tenen hebben getrapt, door het lage register te laten dreunen, en het hoge register te laten gillen. Hij zal geluisterd hebben naar de echo, de nagalm, de clusters van tonen en akkoorden. Want spelen wilde hij, dat jongetje, vanuit pure Spieltrieb.
Ik liep een rondje door de kerk en dacht aan het laatste werk dat hij schreef, vijfentwintig jaar later, en niet afkreeg omdat het zijn zwanenzang werd, het overbekende Requiem, dat permanent in de Klassieke Top 10 staat genoteerd. Dit door anderen in zijn geest afgemaakte werk is zó grijs gedraaid, dat je het unieke ervan bijna niet meer hoort … totdat je zelf meezingt in het koor … die eer had ik een paar maanden geleden. De inspanning van lange tijd samen instuderen mondde uit in welgeteld één uitvoering van een krap uur. Zou iedereen eens moeten doen, inefficiënt met je tijd omgaan. Eens een keer compromisloos voorbijgaan aan die geprotocolliseerde smart-geformuleerde targets waar we collectief achteraan hijgen.
Maar dat terzijde.
Het overkwam me tijdens het Agnus dei. Je weet dat je zingt, maar de eigen stem verdwijnt. Je ziet monden bewegen, orkestleden spelen, maar de muziek is ergens anders, in de ruimte. Gedurende een paar tellen ervaar je geen scheiding meer, tussen koor en orkest, tussen dirigent en orkest, tussen podium en publiek. De zwarte nootjes van het papier verdampen. De tijd staat stil. Geen tegenstellingen, geen tweeheid, geen dualiteit, maar non-dualiteit. Voor eventjes. En, voordat ze wegstierven, bleven een paar woorden als een naklank in de ruimte hangen, in die kortstondig opengebroken hemel … Agnus dei … qui tollis peccata mundi … Lam Gods … dat de zonden van de wereld wegneemt … zó vaak hoorde ik deze woorden gedachteloos aan, als vaag gelispelde kreten uit een dode taal. Maar ineens kwamen ze tot leven, losgemaakt van die eeuwenoude, bedompte en moraliserende dogma’s, vederlicht en springlevend.
Met dank aan dat jongetje achter het orgel.
Mooi om te lezen. Sinds vier jaar woon ik in Haarlem en kijk iedere dag uit op de Bavo. Pas sinds een jaar weet ik dat Mozart op het orgel heeft gespeeld, waardoor de kerk nog meer indruk op me heeft gemaakt.
Het plan is om in mijn huis een blue print te maken van de Bavo met daarbij een aantal opvallende feiten over de Bavo, waaronder dit verhaal.
Jouw Mozart-stuk is me uit het hart gegrepen. Non-dualiteit is het “geheim” waar ik maar tegenaan blijf lopen. In het aanstaande nummer van tijdschrijft Vruchtbare Aarde staat voor de 2e keer ooit een poging er iets van op papier te krijgen. De 1e keer was het stuk in 1-2008 rond de onvergetelijke Hein Thijssen. De 2e keer nu een stuk rond Jan van Delden.
In je ervaring met het zingen, denk ik te snappen wat je bedoelt. Zo was het voor mij persoonlijk een geweldige mogelijkheid om de Mattheus Passion te hebben mogen zingen, met een paar momenten erin dat je lijkt op te lossen.
Goed dat je Jaap van Zweden noemt. Toen ik voor die gedenksteen stond moest ik aan hem denken. Prachtige zomergast was hij!
Ha Frans, kippenvel kreeg ik van dat laatste stukje over de non-dualiteit … wie iets dergelijks beleefde als wat jij beschrijft is Jaap van Zweden. Heb je hem gezien in ZOMERGASTEN? Daar vertelt hij ook over dergelijke ervaringen.