Imitatio Ornithologica (deel 3, slot)

Het verste punt van de Imitatio Ornithologica is bijna in zicht (klik hier voor deel 1 en deel 2)! Nog een kilometertje of dertig. Na de vuilstort bij Alkmaar gaat Larus richting Akersloot. Daar scheert hij langs de oever van het Alkmaardermeer. Ik scheer mee en kom mooie topografische plaatsnamen tegen, zoals Klein Dorregeest. Hoe zou het zijn om daar te wonen? Daarna steekt hij het meer over, richting Amsterdam. Pas na een flinke omweg kom ik hem weer tegen, zuidelijk van het meer, in – weer zo’n fraaie naam – de Krommenieër Woudpolder. In Krommeniedijk, Krommenie en Westzaan is het ploeteren om hem te volgen. Ik besluit de kortste weg te nemen naar het Noordzeekanaal en me daar te focussen op het keerpunt in Amsterdam-West. Na halsbrekende toeren over een voor fietsers verboden weg, bevolkt met razend vrachtverkeer, bereik ik het kanaal. Vanaf de dijk is het panorama fraai. Een koppeltje zwanen. Overvliegende meeuwen. Het ongenaakbare silhouet van de havens. Schepen met vlaggen uit verre landen.

Tja, en dan vliegt Larus eventjes naar de overkant van het kanaal. Ik moet kiezen: óf zo’n kilometer of vijf naar het westen, naar pont Buitenhuizen, of vier kilometer oostelijk naar pont Hembrug. Ik kies voor de laatste. Eenmaal aan de overkant moet ik een lange lus om de Westhavens maken. Erg is dat niet, want ook hier glijden weer de verbeelding tartende namen langs … Sonthaven … Bosporushaven … Suezhaven … Beringhaven … Hornhaven … Aziëhaven … Australiëhaven … waar een meeuw je al niet kan brengen! Uiteindelijk, na een omweg van een slordige vijftien kilometer, bereik ik dan de overkant van het kanaal … op naar het keerpunt … langs de rokende schoorstenen van de energiecentrale Hemweg … door het bedrijventerrein Westpoort … over de drukke Haarlemmerweg … de eerste woonblokken van Amsterdam-West … het voetgangersbruggetje over de Albardagracht … daar cirkelde Larus een tijdje rond, voordat hij terugreisde naar zijn nest op Texel …

De eerste indrukken van het keerpunt vormen een anticlimax. Mijn aanname dat het keerpunt het hoogtepunt van de tocht zou zijn, sneuvelt snel. De sfeer is gewoontjes, zomers lui. Nieuwbouwflats. Wat verderop een winkelcentrum. De wijk, aandachtig en met zorg ontworpen, oogt prettig. De gracht, en de grasstroken erlangs, zorgen voor een milde uitstraling. Hier wordt hard gewerkt om multicultureel Nederland te laten slagen. In ornithologisch opzicht is de plek echter non-descript.

Maar laat ik niet te vroeg oordelen.

Ik installeer me op een bankje aan het water. Hoe langer ik kijk, des te meer valt het op dat er rondom het bruggetje vooral veel vogels verblijven. Meeuwen, meerkoeten, eenden, duiven. Opvallend zijn de drie aalscholvers die op evenzoveel paaltjes in de gracht hun gespreide vleugels aan de lucht drogen … niet echt een logische plek voor deze soort … het lijkt hier wel een samenscholing in een winters wak. Maar hoeveel voedsel is hier te halen? De straat oogt redelijk schoon, ik zie niet dat mensen vanuit de flats voedsel naar beneden gooien … de massale aanwezigheid van de vogels heeft iets raadselachtigs.

Ik wacht een half uur, een uur, anderhalf uur … eindelijk lijkt er iets te gebeuren als een man een broodzak leegschudt op het gras naast het water. Direct ontstaat er een relletje tussen meeuwen, maar dat dooft snel. De sfeer keert terug naar de standaardinstelling: loom. Wel doe ik een paar bijvangsten. Zo zie ik een vrouw de reclamefolders die ze moet bezorgen in een afvalbak proppen. Een man sleept een op slot staande fiets mee, en zet die tegen een boom. Gestolen waar? Interessant allemaal, maar vogeltechnisch gezien blijft het doodtij. Ja, waarom, beste Larus, ben je vanaf Texel helemaal hierheen gevlogen?

Na twee uur houd ik het voor gezien. Het keerpunt heeft geen antwoord gegeven. Mijn motivatie daalt naar een nulpunt. Ja, waar ben ik eigenlijk mee bezig? Lichtelijk teleurgesteld besluit ik terug te fietsen naar huis.

Een paar dagen pruttelt het vogelproject op een laag vuur totdat J. me ernaar vraagt. Met enige schroom vertel ik over mijn bevindingen. Graag had ik een paar klinkende resultaten gemeld. Ja, vreemd allemaal, dat vindt ze ook. Klinkt inderdaad niet als erg efficiënt, dat vliegen tussen Texel en een nieuwbouwwijk in Amsterdam. En dan stelt ze voor, misschien wel als een pleister op de wond, om samen terug te gaan naar het voetgangersbruggetje.

Zo gezegd, zo gedaan. Een weekje later staan we aan de oever van de Albardagracht. Nog steeds dezelfde vloed aan vogels. Veel Zilvermeeuwen, in het gras, op het water, hoog op de daken van de flats. Als extraatje zien we een scharrelend paartje nijlganzen en een klein drama: een reiger met een nog levende rat in de bek. We lopen een paar honderd meter langs de gracht, weg van het bruggetje. Ook nu ontvouwt zich hetzelfde patroon: met iedere stap die we zetten neemt de dichtheid van de vogels af. We besluiten mensen aan te spreken, misschien weten zij meer over de vogels of het lokale voedselaanbod. Als eerste klampen we een man aan die, zo schatten we in, wel van vogels houdt. Op zich blijkt die taxatie te kloppen, maar als we naar de meeuwen op het gras wijzen, gelooft hij niet dat de bruingevlekte juvenielen óók meeuwen zijn. De communicatie stokt op basaal ornithologisch niveau. Misschien weet die mevrouw meer … maar ze spreekt een taal die we niet kunnen classificeren. Verder dan wat gelach over en weer, komen we niet.

De Albardagracht is een Toren van Babel.

We hebben nog een genoeglijke namiddag, maar wat de Zilvermeeuw betreft is er geen progressie. Texel ligt noordelijker dan de Noordpool.

Weer suddert de Imitatio een paar dagen op een laag pitje. Af en toe denk ik zelfs aan afblazen van het project … maar ja … vier dagen heb ik er inmiddels in geïnvesteerd. Op een avond probeer ik mezelf, een beetje met de moed der wanhoop, op te peppen en nestel me achter mijn computer. Ik google me suf op de Albardagracht en omgeving. Dat levert geen aanknopingspunten op, totdat ik terechtkom bij oude topografische kaarten … fascinerend … één daarvan, een uitgave uit 1746 van het Hoogheemraadschap Rijnland, doet me opveren …

Eindeloos vergelijk ik de kaart met recente kaarten. Stap voor stap, na veel passen en meten, dringt de conclusie zich naar voren: op het keerpunt heeft lange tijd een meertje gelegen, het Ookmeer, op de kaart aangeduid als het ‘Oock Meertge’. Zuidelijk zie je de oever van het voormalige Haarlemmermeer. Ertussenin ligt een veengebied waar, door turfwinning, veenriviertjes ontstonden die zich verbreedden tot meertjes, waaronder het Ookmeer. In de negentiende-eeuw werd besloten het Haarlemmermeer, dat vervaarlijk oprukte richting Amsterdam, droog te leggen. Dat proces was klaar in 1852. Het Ookmeer bleef nog enige tijd bestaan, tot de droogmaking in 1874.

Het is een prikkelende hypothese: het keerpunt van Larus als de reminiscentie aan een ooit bestaand meer. Misschien was het Ookmeer ook zo’n rust- en vergaargebied als het zoete water in de Grafelijkheidsduinen en het Zwanenwater, of de meertjes langs de Westfrieseomringdijk. Het zou best kunnen dat zo’n plek door de eeuwen heen in het collectieve geheugen van vogels is vastgelegd. Toegegeven, mijn hypothese is gewaagd, en moeilijk te toetsen … hoe dan ook … er kwam weer leven in mijn Imitatio … daarom sta ik een paar dagen later, met alarmerende weersvoorspellingen op de achtergrond, weer bij het voetgangersbruggetje over de Albardagracht.

De situatie aldaar is ongewijzigd: veel vogels, weinig voedselaanbod.

Eindelijk gaat het nu richting Texel … boven de Afrikahaven slaan zorgelijk zwarte wolken de handen ineen. Ik had het kunnen weten: de naweeën van orkaan Bertha. Gewoon doorfietsen, verstand op nul … de dijk langs het Noordzeekanaal, die Larus voor een kilometer of negen in westelijke richting volgt om daarna, in een lichtgebogen, noordwestelijke lijn aan te koersen op Castricum aan Zee.

Daar zijn de eerste druppels … vette druppels … dit wordt niet zómaar een bui … stom … ik heb wel een regenjas bij me maar verder alleen een bolletje droge sokken. Ik wil schuilen onder een boom, maar zwik in het onregelmatige gras en zak tot mijn enkels weg in een verborgen modderplas. Langzaam trekt het water mijn sokken in. Fietsen dan maar weer en dekking zoeken op de pont Buitenhuizen, die gelukkig vlakbij is. Vreemd: er staat een lange file. Dat komt omdat, zo hoor ik iemand zeggen, de Velsertunnel door al die stortbuien is volgelopen en afgesloten. De overspannen schipper maant de auto’s de pont op: ‘We varen zonder onderbreking heen en weer … opschieten graag!’

Ik rijd het dek op en schuil in een hoekje, samen met een man, ook een fietser. Mooie Ortlieb-zijtassen hangen aan zijn sportfiets. We kijken, zoals mannen dat kunnen doen, naar elkaars materiaal, naar het merk fiets, type versnellingen, remmen, dat soort dingen.
Ik open het gesprek: ‘Waar kom je vandaan gefietst, in dit weer?’
‘Vanochtend vertrokken uit Woerden en ik ga naar Heerhugowaard!’
Indrukwekkend … een matineuze kilometervreter … deze man is een echte Larus!
‘En jij?’
‘Op weg naar Texel …’ zeg ik, met enige terughouding, want het verhaal over mijn meeuw is ingewikkeld en, trouwens, Texel ga ik vandaag helemaal niet halen, dat is wel zeker.
‘Ook best een aardig eindje …’
De pont is inmiddels halverwege het kanaal terwijl de regen het water geselt. Nu verderfietsen zou pure zelfkwelling zijn, en er is een ander probleem, dat Ortlieb als eerste signaleert: het wachthokje aan de overkant, zo te zien de enige droge plek, puilt uit van schuilende fietsers en bromfietsers. Als de klep daalt neemt hij een besluit. ‘Weet je wat … we varen net zo lang heen en weer totdat het droog is!’
Samen lachen we over zoveel spitsvondigheid!
De boot stroomt leeg en weer vol. Geïrriteerde mensen. Dat komt natuurlijk door die volgelopen tunnel. Maar in ons hoekje is het gezellig en droog. We babbelen losjes, over fietstochten en over zijn fraaie Rohloff-versnellingsnaaf.
Drie keer varen we heen en weer.
‘Bijna droog!’ roept Ortlieb en wijst naar de fraaie regenboog. Welgemoed duwen we onze fietsen de pont af. Mijn doorweekte schoenen maken soppende geluiden. Hij hoort het: ‘Weet je wat … ik heb extra schoenen bij me … heel oude … maar wel droge … je mag ze hebben!’
Hij woelt in een zijtas en haalt een paar afgetrapte sportschoenen naar boven.
‘Nee, joh … ik red me wel!’ protesteer ik.
‘Ik had ze thuis al bijna weggegooid!’ Hij zet het paar voor me neer, slaat kameraadschappelijk op mijn schouder en rijdt in hoog tempo weg.
‘Bedankt!’ roep ik hem nog na.
Ik trek mijn druipende sokken uit en verwissel ze voor het droge bolletje. De schoenen zijn te groot, maar dat maakt niet zoveel uit op de fiets.
Op weg!
De dijk langs het Noordzeekanaal … aan de overkant ligt de hal van Snowplanet, waar je ook in de zomer kunt skiën … van daaruit vloog Larus naar Castricum aan Zee. Maar eerst het industriegebied Beverwijk, terwijl de volgende tropische bui aanstalten maakt. Ik maak vaart en rijd door tot aan de woonboulevard. Auping. Lederland zitmeubelen. Kookhuis. Bankstelgigant. Karwei. Woonexpress … en daar … alsof de duivel ermee speelt … op het dak van Beter Bed … een Zilvermeeuw!

De stortbui valt.

Ik schuil onder de overkapping van de winkels en ijsbeer. Wonderlijk, dat lopen met andermans schoenen. Ze zijn ruim twee maten te groot: 47,5. Merk: Nike, type Renzo. Made in Vietnam. Gek, de veters links en rechts zijn verschillend gestrikt. Zou ik nooit doen. De zolen zijn vooral aan de binnenzijde afgesleten. Bij mij slijten ze juist aan de buitenkant. Vandaar het gevoel dat ik met X-benen loop. Waar zou Ortlieb trouwens fietsen? Schuilt hij ook ergens voor de regen?

Op mijn telefoon toont Buienradar alarmerende beelden … code oranje … ik rijd naar station Beverwijk en neem de trein naar huis. Pas het volgende weekend is Bertha uitgeraasd en begin ik aan de laatste etappe naar Texel … Beverwijk … Heemskerk … het Noord-Hollands Duinreservaat, de bossen rond de Kruisberg. Ik ruik hars en schimmels. De herfst rukt op. Het is prettig in het bos, maar tegelijkertijd besef ik me dat Larus niet geïnteresseerd is in bossen. Hier wil hij helemaal niet zijn, hij is op weg naar Castricum aan Zee. Daar, bij de parkeerplaats om precies te zijn, trekt hij de zee op om, kilometers uit de kust, in een vrijwel rechte lijn naar Texel te vliegen.

Ik loop het strand op en voel dat mijn Imitatio eigenlijk voorbij is. Na een paar kilometer, op een verlaten plek, rust een grote groep meeuwen. Gemengd assortiment: Mantelmeeuwen, Zilvermeeuwen, Stormmeeuwen, veel gevlekte juvenielen. Ik schurk me tegen het duin aan en observeer. Stil zitten ze, op veilige afstand van elkaar en tóch samen. Als ik voorzichtig een paar stappen zet, vliegen ze al snel op. Vreemd, in Alkmaar landt een Zilvermeeuw op een overbevolkt terras, hier, samen met de andere vogels, zijn ze eerder schichtig dan brutaal. Ik trek me terug in de luwte van het duin. De rust keert terug. Ze lijken me niet te zien. Maar dat is schijn. Als ik met een ingehouden gebaar een minuscule broodkorst in hun richting werp, vliegen direct tientallen meeuwen op. Deze dieren zijn uiterst visueel georiënteerd.

Het laatste stuk naar Den Helder. Zo dicht mogelijk volg ik de kustlijn. Dezelfde plekken van de heenweg, maar dan bijna een maand later. Op het pleintje in Callantsoog is het hoogseizoen achter de rug. Op de daken geen enkele meeuw. De Grafelijkheidsduinen zijn uitgestorven. Ook op de zeedijk richting Den Helder weinig vogels.

De boot naar Texel: rustig.

Het witte kerkje van Den Hoorn. Het onverharde pad vlak voor de strandopgang, de duinen in. De heide is uitgebloeid. De Horsmeertjes, op de heenweg vol kolkend vogelleven, zijn leeg, net als het landschap eromheen. De meeuwen zijn uitgezwermd, over Nederland, België, Frankrijk. Pas in het nieuwe broedseizoen zullen ze terugkeren. Nergens een vogelslag in de windstilte. Geen gekrijs, gemiauw, geblaf, geen tartende lach. En dan, ineens, uit het niets, stapt een fazant het pad op. Een mannetje. Hij stopt en draait de kop heen en weer. Ongelooflijk, dat glanzend blauw van zijn nek, het groen en rood van de kop, het goudgeel van de ogen, de witte snavel, de borst met die glanzende, kastanjebruine dakpannetjes … nooit zag ik het zo intens als nu … en ineens vliegt hij luidruchtig en met paniekerige vleugelslag weg, laag over het duinstruweel.

Imitatio Ornithologica (deel 2)

image

Ook op de tweede dag van mijn Imitatio (klik hier voor deel 1) is het stralend en behaaglijk warm nazomerweer. Ideale omstandigheden voor een fietstocht. Welgemoed reis ik af naar het eindpunt van de vorige etappe, tevens de plek waar Larus landinwaarts trok, vlakbij de kernreactoren van Petten. Vanaf hier zijn grote delen van mijn route een compromis tussen de in zuidoostelijke richting vliegende vogel en het asfalt dat daar grillig tegenin loopt.

Soms is Larus kilometers ver van me weg, vliegend boven weilanden, dan weer kruist hij in een flits de weg waarop ik rijd. Pas op de Westfrieseomringdijk gaan we een paar kilometer gelijk op. Ik prijs me gelukkig met zijn keuze … wat een fraai cultuurlandschap is dit! Dijk & polders & water & donkergroene koolvelden. Net als in de Grafelijkheidsduinen lijkt het geen toeval dat hij hier vliegt. Langs de dijk liggen meertjes, rust- en vergaarplekken vol met eenden, ganzen en meeuwen … ik voel Larus nabij en kijk omhoog … daar vliegt hij … boven deze eeuwenoude dijk die zich, 126 kilometer lang, kronkelend een weg baant door West-Friesland. Zeven eeuwen geleden snoof je hier de zilte zeelucht op, zag je buitendijks de stromingen van eb en vloed …

image

En ineens zwenkt hij af, over akkers, richting Tuitjenhorn. Ik heb het nakijken. In het dorp, nuchter West-Fries en met een koolgestuurde economie, kom ik hem weer tegen en rijd mee naar het industriegebied. Vreemd: voor de hoge loodsen staat een metershoge groene papegaai. Ik weiger me te laten vermoeien door zoveel absurditeit en rijd het terrein op, tot de ingang van wat een recreatiepark blijkt te zijn, het Van Blanckendaell Park. Een informatiebord geeft aan wat er allemaal te doen is: speeltuin, boerenmuseum, zwembad met familieglijbaan en een dierenpark … vandaar natuurlijk die papegaai langs de weg!

Gekrijs in de lucht.

Een meeuw.

Direct ga ik erachteraan, langs donkere, verlaten ogende loodsen. Nog nét zie ik hoe hij daalt en verdwijnt achter de omheining van het recreatiepark. Op mijn telefoon – handig toch dat mobiele internet – vind ik de plattegrond van het park. Het lijkt erop dat hij is geland bij een vogelvijver bevolkt met, zo lees ik, eenden, duiven, zwanen, ganzen, reigers, kraanvogels, ibissen en pelikanen. Slim! Op zo’n plek is ongetwijfeld eten te vinden. Dat kunnen Zilvermeeuwen ook al: voedsel afpakken van tropische vogels … maar laat ik niet teveel dralen … de dag glijdt tussen mijn vingers door … ik moet vaart maken … net als Larus … want op zijn nest gooien de jonkies hun kopjes achterover en sperren hongerig de bekjes … ze willen tikken tegen de oranje vlek op de onderkant van zijn snavel, zodat hij het voorverteerde voedsel opbraakt … ik zet mijn blik op oneindig … Warmenhuizen … Diepsmeerpolder … in Koedijk, gemeente Alkmaar, maar dorps ogend, kom ik, wonderlijke samenloop, langs het huis van H. en C.. Zij blijken pal onder de doorvliegroute te wonen. Misschien heeft hij wel op hun dak gezeten!

Ik bel aan.

De ontvangst is gastvrij en als een echte omnivore meeuw drink en eet ik wat voor mijn voeten ligt. Het is warm en gezellig, onder die parasol in de tuin. De zon brandt, de sfeer is lekker loom. Ik zak wat onderuit, maar ik verman mezelf en besluit weer op pad te gaan, anders komt die tocht nooit af! Bij mijn vertrek legt H. me uit hoe ik het snelst in Alkmaar kom, maar hij slikt zijn woorden in: ‘Ach ja … natuurlijk … jij volgt de meeuwenroute …’ Ik knik, een beetje ongemakkelijk, want laten we eerlijk zijn: dit is toch eigenlijk wel een raar project.

En terwijl mijn gevleugelde tochtgenoot losjes over daken vliegt, voor- en achtertuintjes passeert alsof het niets is en de kortste weg neemt over labyrintische woonerven, arriveer ik met verhitte remblokjes in het drukke centrum van Alkmaar. Daar vallen we weer even samen. Zonder twijfel heeft hij hier, op het fraaie Waagplein, gepauzeerd. Onder het genot van een Italiaans ijsje overzie ik de terrassen die zomers vol zitten. En ja hoor, je hoeft maar even omhoog te kijken om ze te zien zitten, de meeuwen, net als in Callantsoog, op lantaarnpalen, dakpunten, de ophaalbrug, de Waag …

image

Mijn ijsje is al lang op, als dan tóch gebeurt waarop ik de hele tijd hoop, nota bene vlak voor me, op het terras. Een forse Zilvermeeuw landt moedig op één van de parasols. Eronder zitten een gezapige man en even gezapige vrouw. Direct voel ik een instinctieve neiging om het voor de meeuw op te nemen. Irritatie schiet door me heen als de man een vadsige slok neemt van zijn biertje en een vlammetje opprikt. Bijna woede voel ik, als zij, even consumptief, een slok neemt van haar prosecco en eet van haar pomodorisalade met licht geroosterde pijnboompitten en buffelmozzarella, overgoten met extra vierge olijfolie van de eerste koude persing, op een bedje van rucola … zo moet het op de menukaart staan, denk ik gestuwd … en natuurlijk heeft de meeuw deze overdaad in de gaten. Voorzichtig waggelt hij naar de rand van de parasol, balancerend op het doorbuigende textiel … dat gaat mis … hij glijdt onderuit, buitelt over de rand, maar corrigeert zich met een acrobatische beweging, en vliegt weg … de vrouw schrikt en slaakt een hysterisch gilletje waarna de man, als reactie, begint te lachen, nee … schuddebuiken. In zijn opengesperde mond ligt een stukgebeten vlammetje. Omstanders beginnen mee te lachen. Het laatste restant objectiviteit vloeit uit me weg en ik trek compromisloos partij voor de meeuw … maar ik houd me rustig … kijk altijd eerst goed om je heen voordat je ingrijpt in heikele situaties … nee … hier zijn geen medestanders te vinden, iedereen heeft op zijn tafeltje wel iets te eten staan … en met een zelfkwellende precisie analyseer ik de consumpties in mijn directe omgeving … een broodje bieslook-roomkaas met kappertjes en avocado … gerookte kip met een huisgemaakte pesto en gemalen cashewnoten … wilt u dat geserveerd hebben met een pistoletje, waldkornbroodje, ciabatta, baguette, vloerbroodje bruin of Italiaanse bol?

Dus houd ik me in, daar op het Waagplein. Ik ben te laf om op een stoel te gaan staan en te schreeuwen hoe hard die meeuw wel niet aan het werk is. Ik zou over Larus willen vertellen. Dat hij helemaal op Texel een nest heeft en dat hij er misschien wel uitziet als een lefgozer, maar dat is uiterlijke schijn. Weet u wel, meneer Biervlammetje, dat Zilvermeeuwen aan het begin van de 20ste-eeuw nog bejaagd werden, dat de eieren werden gegeten en de veren geplukt? Dat ze weliswaar dertig jaar oud kunnen worden, maar gemiddeld de zes jaar niet halen? En dat ze maar een paar eieren leggen die, in de open, kwetsbare nesten die ze hebben, vaak leeggeroofd worden? En weet u, mevrouw Proseccorucola, dat meer dan de helft van de jongen kort na de geboorte sterft, door ondervoeding, predatie, hitte of zware regenval? En dat ze ook nog eens last hebben van vergiftiging, schadelijk afval en vislijnen? Dus, beste mensen op dit terras, ik vraag u vriendelijk deze meeuw niet uit te lachen … ze hebben zichzelf toch niet gemaakt?

Het is beter dat ik vertrek.

In zuidelijke richting verlaat ik de stad en kom terecht op het industriegebied Boekelermeer. Daar maakt Larus, zo zie ik op de kaart, een nieuwsgierig makende lus. Al snel is duidelijk waarom: er ligt hier een groot afvalverwerkingsbedrijf. Achter hoge hekken cirkelen honderden, misschien wel duizenden meeuwen rond. Ik stop bij een aanpalende, brede sloot en tuur naar de gemengde troep watervogels die erop rondscharrelt. Een bordje vertelt me dat ik aan de rand sta van een ‘ecozone’. Verboden te crossen. Om de natuurlijkheid van de desolate groenstrook te verhogen is het pad erdoorheen in een elegante slinger aangelegd. Want natuur is niet recht, maar krom, zullen de natuurontwikkelaars achter hun tekentafels bedacht hebben. Inmiddels is me duidelijk dat er permanent meeuwen heen en weer vliegen tussen de afvalverwerking en de sloot. Kortom, deze voor mensen zo ongezellige, verlaten plek is voor meeuwen juist ideaal: bergen afval gecombineerd met zoet water.

image

Nauwelijks weer op de fiets, houdt een fris en nieuw ogend industrieel complex me staande. Dikkere en dunnere buizen vlechten chaotisch in en door elkaar. Op een bord staat de naam van het bedrijf: Taqa Energy. Hoofdkantoor in Abu Dhabi … de tocht van Larus begint inmiddels hallucinerende proporties aan te nemen. Ineens bevind ik me in de Verenigde Arabische Emiraten! Op het terrein staat een opvallend object: een hoge witte toren, naar boven toe smaller wordend en eindigend in een ongemeen fraaie, getordeerde vorm. Misschien komt het door Abu Dhabi, maar de spiraal doet me denken aan een minaret. Maar er is niets religieus aan deze plek. Volgens het bord gaat het hier om ‘gasopslag’.

Gasopslag?

De wirwar van buizen geeft geen antwoord. Gelukkig valt mijn oog op een aantal gestapelde containers waarin een informatiecentrum blijkt te zijn gevestigd. De deur is op slot, maar een vriendelijke man met witte veiligheidshelm komt naar me toe en laat me binnen. En dan kom ik, dankzij Larus, terecht in de volgende parallelle wereld …

Direct leer ik een nieuw woord, poëtisch en raadselachtig van klank: ‘gasrotonde’. De veiligheidshelm ziet mijn vragende blik en begint met groot enthousiasme te vertellen. Nederland is een logistiek knooppunt van Europees aardgas. Honderden kilometers pijpleidingen uit Groningen, Duitsland, België, de Noordzee, Noorwegen en Rusland lopen door onze bodem, in een ring rondom het IJsselmeer. Vandaar het woord ‘rotonde’. Op een paar plaatsen slaan we in ons land gas op: Grijpskerk, Norg en Zuidwende. Vanaf 2015 gaat dat ook in Alkmaar gebeuren, op 2200 meter diepte, in een verlaten gasveld. Externe partijen kunnen vervolgens opslagruimte huren, gas in de zomer goedkoop aanschaffen en later, als het nodig is, met winst verkopen. Nederland Distributieland. ‘Kortom,’ zegt de witte helm, ‘gegarandeerde levering als het koud is, tegen een gunstig tarief.’ Hij glimt van trots: ‘Dit wordt de grootste gasopslag van Europa, goed voor 4,1 miljard kubieke meter, wat overeenkomt met het gasverbruik van 2,5 miljoen huishoudens!’
Het begint me te duizelen … hoeveel gas verbruik ik eigenlijk? Misschien moet ik even bellen naar Abu Dhabi, of Grijpskerk, of Norg, of Zuidwende …
Ik loop naar het raam en zie weer die fraaie, gespiraliseerde minaret. ‘Waar dient die toren eigenlijk voor?’
‘Dat is een ventiel …’
‘Een ventiel?’
‘Ja … als de druk van het ondergrondse gas te hoog wordt, laten we het ontsnappen in de lucht!’
‘En die spiraalvorm?’
‘Nuttig als het hard waait. De spiraal vangt de wind en laat de toren draaien, waardoor die meer kracht verdraagt. Zo blijft ie mooi rechtop staan!’
De helm komt naast me staan. ‘Mooi ding is het, vind je niet?’
‘Ja,’ vul ik aan, ‘vorm en functie vallen perfect samen … drukken elkaar uit … eigenlijk is de toren … kunst … industriële kunst …’
Ik kijk hem aan, een beetje gegeneerd over zoveel vaagheid. Maar hij knikt instemmend: ‘Ja … mannelijke kunst … pure anti-kitsch!’
We lachen en schudden, ter afscheid, hartelijk elkaars handen.

Op de fiets denk ik na over wat hij me óók nog vertelde: dat bijna de helft van de gasopslag in handen komt van het grootste aardgasbedrijf te wereld, Gazprom. Gevolg is dat de Russen vanuit Nederland gas kunnen gaan verkopen … vroeger of later gaat die gasrotonde problemen opleveren, dat voel je gewoon aan …

Niet lang na Taqa Energy rijd ik weer in het vertrouwde landschap. Slootjes met knotwilgen. Dijken met schapen. Een molen. Al die werelden doorkruist Larus, slim anticiperend op een grote variëteit aan voedselbronnen. En eigenlijk doe ik precies hetzelfde. Want een klein stuk in westelijke richting hoef ik maar van de Imitatio af te wijken om bij E. en A. te komen, in Egmond aan den Hoef. Daar krijg ik een fantastische avondmaaltijd voorgeschoteld. Als beloning vertel ik over Larus en zijn tocht van Texel naar Amsterdam, en terug. Breed spreid ik de kaarten uit met de ingetekende route en vertel over mijn belevenissen. Ze luisteren ademloos. Uiteraard. Want meeuwen zijn geniale verhalenvertellers.



Klik hier voor deel 3
De GPS-track van de Zilvermeeuw is afkomstig van http://www.vogelhetuit.nl.

Imitatio Ornithologica (deel 1)

image

In de vroege ochtend van 20 maart 2014 vloog een mannelijke Zilvermeeuw weg van zijn nest op de zuidpunt van Texel. Een GPS-apparaatje op zijn rug legde de tocht vast (zie foto boven). In de loop van de middag keerde hij terug in zijn broedkolonie, na een tocht die reikte tot in Amsterdam-West. Een duizelingwekkende prestatie. Maar waarom zou je als vogel zo ingewikkeld doen? Dichterbij kun je toch ook voedsel halen? En hoe oriënteerde het dier zich over zo’n afstand? In een poging meer vat te krijgen op dit soort vragen, besloot ik de route van die 20e maart zo precies mogelijk te herhalen. Dat bleek echter een ingewikkelde klus te zijn. Waar de vogel er een half dagje over deed, kostte deze Imitatio Ornithologica, te voet en op de fiets, gehinderd door grillig lopende wegen, weilanden, hekken, verbodsborden, watermassa’s, noodweer en een keur van belevenissen uiteindelijk vijf dagen.

De Zilvermeeuw is een verre van geliefd dier. Mensen vinden dat hij brutaal is, de boel onderpoept, onze mosselkolonies aanvreet, vuilniszakken opentrekt, nestelt op platte daken in de steden en ons daar te vroeg wakker maakt. Mooi zingen kan hij ook al niet. Zijn gekrijs, gemiauw, geblaf en spottend gelach tarten ons muzikaal gevoel. Het gevolg is dat er, soms letterlijk, strijd gaande is tegen dit dier. Gespecialiseerde bedrijven helpen deze anti-nachtegalen te verdrijven en in sommige gemeenten riskeer je een boete als je ze voert.

Op een mooie zomerdag in augustus vertrek ik naar de broedkolonie waar, in het voorjaar, zo’n 5000 paartjes nestelen. Fiets mee in de trein, van Haarlem naar Den Helder. Op de boot naar Texel heerst een uitgelaten vakantiedrukte. Vrolijke, opgeruimde mensen. Ik nestel me in het restaurant en blader, ter voorbereiding op mijn queeste, door mijn vogelgids … het determineren van meeuwen blijft een ingewikkelde zaak. De mannetjes en vrouwtjes lijken sterk op elkaar en tegelijk zijn er grote verschillen tussen de volwassen dieren en de kleintjes (juvenielen), met hun patroon van bruine vlekken. En om het nog eens complexer te maken zijn de jeugdstadia van Zilvermeeuwen en Kleine Mantelmeeuwen nauwelijks van elkaar te onderscheiden.

Ik sla de twee 1:50.000-kaarten van Noord-Holland open en tuur naar de GPS-tracks die ik er met potlood zo precies mogelijk op heb aangegeven. Wat een tocht is dat toch geweest! Vooral dat verste punt in Amsterdam-West intrigeert. Daar kwam hij niet alleen op die 20e maart, maar ook in het jaar ervoor, in 2013, maar liefst 37 keer. Dat kan geen toeval meer zijn … waarschijnlijk had hij die dag bij zijn vertrek het keerpunt bewust voor ogen!

Ik volg de licht golvende lijn die hij maakte en vraag me af hoe hij zijn richting wist te vinden. Puur op geheugen? Of gebruikte hij één van de strategieën die voor vogelnavigatie zijn beschreven: visuele kenmerken in het landschap (rivieren, kanalen, kustlijnen, snelwegen), zonnestand, polarisatiepatroon van zonlicht, windrichting, aardmagnetisme, inwendige klok, laagfrequent geluid (zoals golven aan de kust), geuren? Een definitief antwoord is, zeker voor deze soort, niet te geven. Een alomvattende theorie over vogelnavigatie bestaat nog niet.

Het Marsdiep is niet zo breed, dus we zijn er al. Ronkend en walmend braakt de boot zijn autodekken leeg. Gelukkig kan ik snel linksaf, de meute achter me latend, naar Den Hoorn, met zijn van verre herkenbare witte kerktoren. Ik rijd de lange dorpsstraat door, in de richting van de zee. Vlak voor de strandopgang sla ik linksaf en kom via een onverhard pad in de Kelderhuispolder, waar in het voorjaar de broedkolonie ligt. Maar in de buurt van het vertrekpunt kom ik niet. Het terrein is te ruig en je mag het pad niet af. Vanaf een duintop schat ik, grofmazig, de locatie in. En dan … tja … het is wat sullig … zit mijn verblijf op Texel er al op. Want op die 20e maart vertrok mijn meeuw linea recta naar zee om pas onder Den Helder aan land te gaan. En zo komt het dat ik, anderhalf uur na de heenreis, weer op de boot zit … mijn kortste verblijf ooit op Texel … zonde … gelukkig maakt het grootse, panoramische uitzicht vanaf het buitendek veel goed. Verderop in de Noordzee licht een zandstreep geel op. Dat moet Noorderhaaks zijn, die onbewoonde, wandelende zandplaat waar mijn meeuw overheen vloog. Maar meer kom ik over hem niet te weten. Vooralsnog blijft hij een tamelijk anoniem wezen.

Weer braakt de boot zich leeg. Wat een geploeter eigenlijk, al dat vakantieverkeer, al die volgestouwde auto’s, caravans en campers. Dat doet zo’n meeuw toch een stuk handiger, met slechts een lichtgewicht GPS-tracker op zijn rug!

In Den Helder sla ik direct rechtsaf, de zeedijk op, waar je riant overheen kan fietsen. Bij de knalrode vuurtoren van Den Helder, de Lange Jaap, voeren een oudere man en vrouw een groep vogels. Zilvermeeuwen! Het lijkt wel alsof het tafereel speciaal voor mij in scène is gezet, als een startschot voor mijn Imitatio. Deze kans laat ik niet lopen … ik stap van mijn fiets en ga op een paar meter afstand zitten.

De man kijkt me onderzoekend aan.
Ik breek het ijs met een open deur: ‘Voert u meeuwen?’
‘Elke week!’ zegt hij triomfantelijk.
Boterham na boterham werpt hij naar de kluwen vogels. Gekrijs, gekift, gevecht. Meeuwen zijn echte lawaaipapegaaien! Na de derde broodzak volgt wat hij ‘het toetje’ noemt: oude krentenbollen. ‘Die lusten ze óók … echt … ze vreten werkelijk alles!’
Zijn vrouw vult aan: ‘De jonkies zijn zo zielig … die worden weggedrukt door de grote … kijk maar …’ Ze werpt een boterham naar een juveniel die, inderdaad, kansloos is. ‘Weet u, meneer … ze blijven maar dooreten!’
Inderdaad, denk ik, voor Zilvermeeuwen is het nooit genoeg. Omnivoren zijn het. Ze eten vissen, insecten, mosselen, wormen, eieren van andere vogels, plantaardig materiaal en, voor meer dan 30%, afval (vaak afkomstig van vuilnisbelten). Dat ze maar dooreten is waarschijnlijk uitdrukking van het oorspronkelijke leven dat ze hebben of hadden. De meeste meeuwen nestelen namelijk in een gebied dat elk moment door de elementen kan worden weggevaagd. Daarom kun je als meeuw maar beter alles opeten wat voor je poten terechtkomt.

De vrouw schudt haar laatste zak leeg en het klopt: alles gaat op. Ze kijkt me taxerend aan en wil iets zeggen, maar slikt haar woorden in. Misschien, zo zie ik haar denken, ben ik wel één van die meeuwenhaters, of een opsporingsambtenaar die een bekeuring gaat uitdelen. Maar uiteindelijk draait ze zich naar me toe en zegt, op licht verontschuldigende toon: ‘Die beesten hebben zichzelf toch niet gemaakt?’
Verderfietsend mijmer ik over deze ogenschijnlijk simpele, maar tegelijk diep-filosofische uitspraak. Want de vrouw raakt een fundamenteel thema aan: de wil en het recht om te leven. En ik neem een besluit: mijn meeuw krijgt een naam. Moeilijk is dat niet. Ik gebruik gewoon het eerste deel van zijn Latijnse soortnaam: Larus argentatus.

Larus.

Klinkt best goed.

Na een paar kilometer kom ik bij de plek waar Larus aan land is gegaan. Ik neem het fietspad achter de hier zo smalle duinenrij. Het aanpalende natuurgebied heet de Grafelijkheidsduinen, ingedijkte restanten van twee voormalige Waddeneilanden. Ik taxeer het terrein. Ja, ik kan me wel voorstellen dat hij hier aan land is gegaan. Want, hoewel meeuwen zeewater drinken, prefereren ze zoet water en dat is hier overvloedig aanwezig.

Het fietspad door de duinen valt voor ongeveer achttien kilometer samen met de tocht van Larus. Ik kan vaart maken. Mijn fiets ratelt tevreden en volgt soepeltjes zelfs een serie fietsknooppunten: 05, 08, 94, 12 en 26. Ik visualiseer Larus, boven me vliegend. Inmiddels is hij geen anoniem dier meer, eerder een gids die me de weg wijst, want hij ziet veel meer, vanuit de lucht: de horizon, het flikkerende licht op het zeewater en de strekdammetjes met zijn favoriete, eiwitrijke mosselen eraan vast.

Bij Callantsoog stokt de tocht. Larus heeft lak aan wat wij, vleugellozen, aan infrastructuur hebben aangelegd. Ik besluit te pauzeren om nog eens goed op de kaart te kijken. Ik rijd het centrum van het dorp in en ga zitten op een bankje tegenover een DA-drogist met een inpandige speelgoedwinkel genaamd Top Toys. In de verte maakt een zomerkermis lawaai. Om me heen roezemoest het gezellig op de terrassen. De mensen eten, drinken, drentelen, keuvelen, dromen hun zomer. Belangrijkste voertaal: Duits. Het raam van een snackbar schreeuwt een voordeeltje: ’Om mee te nemen: zak patat met 4 snacks en 1 saus naar keuze. Slechts 11 euro!’ Kortom: ideale plek voor zilvermeeuwen, die wel van gefrituurde waar houden … ik kijk omhoog … en inderdaad … daar zitten ze … daar … en daar … overal … op puntdaken, lantaarnpalen, balkonnetjes, schoorstenen. En maar kijken, loeren, de kop draaien, totdat iemand per ongeluk iets laat vallen. Nergens zitten ze gezellig naast elkaar, zoals zwaluwen of spreeuwen dat kunnen doen, altijd houden ze gepaste afstand van elkaar. Tegelijk werken ze ook samen, door waarschuwend te krijsen als ergens iets te halen valt. Zilvermeeuwen zijn conculega’s van elkaar. Zo zijn ze tijdens de broedtijd (meestal) kolonievormend maar verdedigen daarbinnen met groot fanatisme het eigen nest. In dezelfde periode leven ze monogaam, daarna waaieren ze individueel uit over het land om in het nieuwe broedseizoen weer samen te komen met hetzelfde mannetje of vrouwtje. Zilvermeeuwen hebben een uiterst breed gedragsrepertoire.

Voorbij Callantsoog volgt Larus nog een paar kilometer de kustlijn van het natuurreservaat Zwanenwater. Daar loopt echter geen fietspad doorheen. Ik besluit de rondwandeling door het gebied te maken, in een poging hem zo te naderen. Maar dat lukt slecht, want het fraaie gebied is grotendeels ontoegankelijk. De vele vogels in verte, op en rondom twee meren, zijn niet groter dan stippen. Knap eigenlijk wat Larus doet! Eerst scharrelt hij nog tussen de toeristen in Callantsoog, niet veel later is hij dier onder de dieren in het Zwanenwater.

Terug bij de fiets, besluit ik op Sint Maartenszee aan te koersen. Binnen de route is dat een markant punt, want hier verlaat Larus de kustlijn om landinwaarts te trekken. Dat doet hij overigens vlakbij bij de kernreactoren van Petten. Defecte stralingsmeters en haperende waarschuwingssystemen deren hem niet. Hij kiest zijn eigen weg.

Voor de zoveelste keer tuur ik naar de topografische kaart. En dan valt me iets op: vanaf het moment dat hij de kuststreek verlaat, vliegt hij in een vrijwel rechte lijn naar het keerpunt in Amsterdam. Dat doet hij echter niet in een wiskundig rechte lijn, maar in licht golvende bewegingen waar mijn asfalt hoekig en amechtig omheen zigzagt. De complexiteit van de tocht dringt zich aan me op. Lichtelijk ontmoedigd besluit ik er voor vandaag een punt achter te zetten. Bovendien vordert de avond en ik moet ook nog naar het dichtstbijzijnde treinstation, Schagen. In het donker rijd ik mijn straat in, met het besef dat dit project veel langer gaat duren dan ik van tevoren had ingeschat. Ik ben nog niet eens in Alkmaar …

Voor het slapen gaan herhaal ik in gedachten de afgelegde route. Het zo vertrouwde Noord-Hollandse landschap heeft voor mij een ander gezicht gekregen. Dat krijg je als je met dierenogen gaat kijken. En nee, zo dringt het aan me op, het klopt niet wat mensen over meeuwen zeggen. In de stad zien ze een brutaal exemplaar bij een snackbar of afvalbak en maken vervolgens een karikatuur, door hem af te schilderen als een decadente, opportunistische rover die uit de ruif van onze obese wegwerpmaatschappij vreet. Maar mijn Larus is niet vraatzuchtig, noch mateloos. Hij is onderweg om voedsel te halen voor de hongerige jonkies op zijn Texelse nest!


Klik hier voor deel 2

De GPS-track van de Zilvermeeuw is afkomstig van http://www.vogelhetuit.nl.