De genius loci van de Zuidas

Amsterdam. De Zuidas. Hoge gebouwen van beton, staal, glas. Internationaal zakencentrum op de duurste grond van Nederland. Banken zijn er gevestigd, advocaten, notarissen, fiscalisten, een waaier aan bedrijfjes in het World Trade Center, duizenden brievenbusfirma’s en, aan de rand van het gebied, de Vrije Universiteit en het VU medisch centrum. Als een hongerige amoebe verslindt het ene na het andere bouwproject de laatste restjes onbebouwde grond.

Regelmatig kom ik er, op weg naar mijn forenzenbus. Al lange tijd probeer ik vat te krijgen op dit fascinerende gebied, op de sfeer, de mensen die er werken, de gebouwen. Maar zonder veel resultaat. Op de Zuidas beweeg ik richtingloos, als een kompasnaald op de Noordpool en kom er zelden tot échte stilstand. Maar het omgekeerde komt ook voor. Landschapsarchitecten spreken bij plekken die ‘goed voelen’ over de aanwezigheid van een ‘genius loci’, een ‘lokale geest’. Die uit zich in subtiele tekens, zoals de vormen van het landschap, het karakter van de bodem, de aanwezigheid van markante bomen, de loop van het water, wegkruizen, de verhalen die mensen vertellen … toch moet ook op de Zuidas een genius loci te vinden zijn … de afgelopen weken dwaalde ik door het gebied, liep om de gebouwen heen, nam liften naar de bovenste etage of daalde af in parkeergarages en fietsenkelders … maar de genius loci openbaarde zich niet. Uiteindelijk resteert dan die ultieme strategie: denk de bebouwing weg en ga terug naar de tijd waarin het landschap nog niet door de mens is aangeraakt.

Het gebied waar de Zuidas ligt is ontstaan in het geologische tijdvak met de naam Saalien (200000 tot 130000 jaar geleden). Toen bereikte het Scandinavische landijs ook Nederland (grofweg tot de lijn Haarlem-Nijmegen). Eén van de gletsjerlobben eindigde waar nu de Zuidas ligt. In de periode van opwarming na de ijstijd bleef een bekken achter, omringd door ijsstuwwallen en, naar de kust toe, strandwallen. Dat bekken, met slecht doorlaatbare bodem, vulde zich met smeltwater. Daarbinnen ontstond een moeras waarin zich veen vormde. Eeuwenlang lag dat daar totdat de mens zich in het gebied vestigde en, vanaf de middeleeuwen, het veen ging afgraven, om er turf uit te winnen. Vanuit het huidige Amstelveen werd naar het noorden toe, in de richting van Amsterdam, vanaf een lint (de huidige Amstelveenseweg) het veen afgegraven in oostelijke richting, tot aan de rivier de Amstel. De turfwinning vond plaats tot op een diepte van vier meter. Daardoor liep het gebied vol met water, behalve daar waar men niet afgroef, op de zogenaamde loopvelden. Sommige van die loopvelden zijn nu nog herkenbaar, en omgevormd tot wegen, zoals de Kalfjeslaan. Uiteindelijk werd het gebied drooggemalen en ingepolderd, met een laaggelegen veenweidegebied als resultaat. Als je kijkt naar het stratenpatroon van de Zuidas, inclusief de ringweg A10, die er doorheen priemt, dan zie je er nog steeds de westoost-oriëntatie van de veenafgravingen in terug. Aanvullende informatie leverde de volgende oude topografische kaart, uit 1909.

Het hiervoor beschreven patroon is goed op de kaart te zien: helemaal onderaan, roodgekleurd, west-oost lopend, ligt de Kalfjeslaan (’t kleine Loopveld). Links de Amstelveenseweg, eveneens in rood, van zuid naar noord, richting Amsterdam. Helemaal rechts zie je de meanders van de Amstel. De zuidgrens van de Zuidas bevindt zich, grofweg, op 1/4e deel vanaf de bovenkant van de kaart. Het fraaie van de kaart is dat er de namen op staan van (niet meer bestaande) boerderijen langs de Amstelveenseweg. Met die namen als uitgangspunt loop ik op een mooie namiddag over de Amstelveenseweg, vanaf de kruising met de Kalfjeslaan, in de richting van de Zuidas.

Zomers zonnetje. Briesje. Ik kijk op de print van bovenstaande kaart en val terug in de tijd, naar het jaar 1909. In de verte zie ik het silhouet van Amsterdam. Meteen de eerste boerderij aan mijn rechterhand draagt een fraaie naam … Nooit Volmaakt.

De volgende boerderij … Bouwlust.

Reigersdaal.

Denkt Over U Zelven …

De Klap.

Buiten Verwachting … een verbeelding tartende naam die is als het begin van een verhaal … wat moet dat heerlijk zijn geweest, in die tijd, lopen over de Amstelveenseweg, met al die prachtige namen die langs je heenschuiven … er moeten daar diepe gesprekken zijn gevoerd, over verleden, heden, toekomst, over het leven … het lijkt wel of met elke naam van een boerderij een genius loci is verbonden …

Werklust.

Leeuwenburg.

Veldlust.

Zorgmeer.

Het is niet anders.

Werk en Rust.

Huis te Velde.

Dan een boerderij met een confronterende naam … Ken U Zelve … ik kan het niet nalaten en loop het erf op. Er lijkt niemand thuis te zijn … hoewel … voor de deur ligt een slapende hond. Een mooi beestje is het, jong, met een glanzende, zwart-witte vacht. Hij ligt er heel vredig bij. Vertederd loop ik naar hem toe en aai zijn kop … dat had ik niet moeten doen … hij schrikt en bijt vanuit een reflex in mijn hand. Ik vlucht het terrein af. Dat blijkt onnodig te zijn want, bij de weg aangekomen, zie ik dat hij zijn kop alweer heeft neergelegd … nee … maak nooit slapende honden wakker …

Amstelland.

En dan weer zo’n verleidelijke naam: Zelden Rust … ik tuur naar de boerderij, voorzichtiger nu … nee … geen slapende hond … ook deze boerderij ziet er uitgestorven uit … en ik waag het erop … snel loop ik het erf over en passeer de woning, waar zich een panorama ontvouwt dat de hondenbeet doet vergeten … veenweiden tot aan de horizon. Lichtspiegelingen in de buurt van de Amstel. Bloemkoolwolken. Hollands Landschap. Hollands Licht. Maar ver kom ik niet. Hekjes. Slootjes. Ik loop terug naar de Amstelveenseweg en spring naar het jaar 2016. Het verkeer ronkt, stinkt en toetert, zowel op de Amstelveenseweg als op de A10, die hier via brede betonnen viaducten de weg kruist. Een traumahelikopter landt op het dak van het ziekenhuis. Vliegtuigen dalen richting Schiphol. Het kan geen toeval zijn: op de plek waar ooit Zelden Rust stond, is ook in 2016 zelden rust.

Ongeveer op de plaats van de boerderij staat nu een gebouw van het VU medisch centrum. En weer loop ik erlangs, 107 jaar later, maar nu naar de skyline van de Zuidas. Het heet hier de Gustav Mahlerlaan, veel straten op de Zuidas zijn naar componisten vernoemd. Langs de hoogbouw van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, de laatste resten van een schooltuinencomplex, een paar voetbalvelden met kunstgras en een bouwput waar 14000 vierkante meter kantoor moet gaan verrijzen, kom ik aan bij de Buitenveldertselaan. Daar stoot ik op iets onverwachts, bijna loop ik eraan voorbij. In een omheind gebied, vol met bomen, is de bodem grillig, op niet-machinale wijze omgewoeld. Een informatiebord maakt duidelijk wie hiervoor verantwoordelijk zijn … varkens. Het blijkt te gaan om een dependance van de Stichting Familie Bofkont die (vooral) varkens opvangt. Op dit terrein leven twee fokzeugen en drie vleesvarkens, bevrijd uit de bio-industrie, samen met vier zwarte minivarkens. Ze zijn er volledig eigen baas, kortom, echte bofkonten. Uiteindelijk zie ik één van de zwarte varkens, die nieuwsgierig naar het hek waggelt en zich op zijn hardharige rug laat kloppen. Ik kijk naar het chaotische, schaduwrijke gebied dat hevig contrasteert met de efficiënte uitstraling van de megalomane Zuidas … dit is een geniale, absurdistische zet van Bofkont!

Aan de overkant van de Buitenveldertselaan kom ik in het deel van de Zuidas dat volop in bedrijf is. Ook hier straatnamen van componisten, die ik niet kan relateren aan het straatbeeld. Ik loop de Claude Debussylaan in, passeer de Benjamin Brittenstraat en ga bij de kruising met de Aaron Coplandstraat zitten op een betonnen rand. Ik kijk om me heen … en in een schok dringt het tot me door dat ik zít … niet beweeg … dat mijn kompasnaald stilstaat! Zou ik dan toch een genius loci op het spoor zijn? Ik speur naar tekens in de omgeving. De betonnen rand waarop ik zit blijkt onderdeel te zijn van een cirkelvormige zitbank rondom een boom … het is een Ceder … ontroerend dat hier, in de schaduw van al die hoogbouw, een boom is geplant …

Meer details dringen zich op: armetierige boompjes die, in tegenstelling tot mijn blakende Ceder, in bakken wortelen. Dan valt mijn oog op een groepje rokende mannen aan de overkant van de straat … zes in totaal, allemaal keurig in het pak … ze staan op gepaste afstand van elkaar en buigen zich over hun smartphones … ik steek over, ga ertussen staan en pak ook mijn telefoon, om te doen alsof ik erbij hoor. Mijn hoop is dat ze iets gaan zeggen, of een telefoongesprek voeren, maar dat gebeurt niet. Hup … daar gaat de eerste sigarettenpeuk, zomaar op de grond. Hup, de tweede. Irritatie golft in me omhoog. Hup, de derde … het liefst zou ik er iets van willen zeggen, maar zie dan iets bijzonders … ze blijken hun peuken niet op straat te gooien, maar in, of net naast, een bijzondere constructie met een naam die ik nog niet kende … een asbaktegel …

image

Ik nestel me weer onder de Ceder en surf op mijn smartphone naar de website van de fabrikant: ‘De Asbaktegel is gemaakt van metaal en wordt verzonken in de straat en kan niet worden vernield, dit in tegenstelling tot hangende asbakken of rookpalen.’ Er is een serie modellen, van type ‘junior’, via type ‘basis’ tot aan het topmodel ‘comfort XXL’. Het plaatsen is eenvoudig en de ‘geperforeerde binnenbak zorgt voor een goede afwatering.’ Wat je allemaal tegen kunt komen op het land achter Zelden Rust!

Inmiddels, aan de overkant, zijn er veel wisselingen bij de rokersgroep, een filtersigaret is immers zó op en je moet snel weer achter je computer. Er staan nu ook twee vrouwen, gekleed in bijna identieke mantelpakjes, ook zij turen gespannen naar hun schermpjes. Als je door de trivialiteit van de plek heenkijkt dringt zich een hallucinerende sfeer op … de zichtbare, gehaaste stress die via de peuken in de bodem verdwijnt en dan, aan mijn kant van de straat, de rustgevende Ceder die manmoedig de sfeer probeert te neutraliseren … zou zich hier een genius loci naar de oppervlakte willen wurmen? En je vraagt je af wat hier ooit, op precies deze plek, gebeurde op het land achter Zelden Rust …

Ik loop verder. Mijn tocht over de Zuidas loopt definitief dood op het massieve hoofdkantoor van ABN-AMRO. Ik kijk terug in de richting van de Amstelveenseweg en overzie mijn tocht over het veenweidegebied. Hoog torent de Zuidas in de lucht, maar de eigenlijke bodem is verborgen. Slechts twee wezens heb ik ontmoet die hier wél met de bodem verbonden zijn: het varken van Bofkont en mijn Ceder …

N.B. Inmiddels (maart 2017) is het varkensterrein van Bofkont ontruimd: de Zuidas breidt verder uit …