Ik noem deze kwal naar mijn vrouw

discomedusa

Bovenstaande litho komt uit het boek Kunstformen der Natur van Ernst Haeckel (1834-1919). Met verbluffende precisie is een aantal haarkwallen getekend. Maar er is, naar huidige maatstaven gerekend, met de afbeelding iets vreemds aan de hand. Door de nadruk op de symmetrie van de dieren en de harmonische, kunstzinnige rangschikking van de afbeeldingen, komt het geheel eerder romantisch dan wetenschappelijk over. De boodschap is: natura artis magistra – de natuur is de meesteres van de kunst. Dit is een typisch 19e-eeuwse opvatting, die ook te lezen is op het gebouw naast de hoofdingang van Artis (gesticht in 1838).

In het kielzog van het Darwinjaar 2009 is de belangstelling voor Ernst Haeckel gegroeid (met name door de publicatie van het boek The tragic sense of life, van Robert Richards). Hij was een intrigerende figuur, een multitalent, naast wetenschapper ook filosoof en kunstenaar (bovenstaande litho heeft hij zelf gemaakt!). In Duitsland, maar ook daarbuiten, heeft hij in belangrijke mate bijgedragen aan de popularisering van het Darwinistische gedachtegoed. Sommigen zien hem zelfs als voorloper van Darwin. Haeckel was een ‘totaaldenker’, die wetenschap ook toepaste op maatschappelijk, sociaal en politiek gebied. Daarom wordt hij ook wel gezien als ideologische voorloper van het nationaalsocialisme (maar die redenering is voor wie niet beter weet). Bij Haeckel gingen ratio en gevoel hand in hand, wetenschap en esthetiek scheidde hij niet (kijk maar naar de tekening boven). Haeckel zag samenhang en een doel in de natuur, iets dat in de huidige wetenschapsbeoefening ondenkbaar is. God en natuur waren voor hem niet te scheiden. Daarom was hij ook zo tegen de katholieke, dualistische leer, die lichaam en geest polair tegenover elkaar plaatst.

Een ander kenmerkend punt van zijn romantische instelling is het ontbreken van de scheiding tussen persoonlijk leven en (wetenschappelijk) werkleven. Op indringende wijze komt dit naar voren in bovenstaande litho. De grootste kwal, die zo’n beetje diagonaal door het beeld loopt, is een vertegenwoordiger van de soort Cyanea annasethe (Haeckel sprak van de Desmonema annasethe). Let op het tweede deel van de naam – annasethe. Dat refereert naar zijn eerste vrouw Anna Sethe, waarmee hij in 1862 trouwde. Plotseling, twee jaar later, op het moment dat zijn wetenschappelijke carrière in de lift zit, stierf ze, aan onverklaarde koortsen. Haeckel, die een diepe zielsverwantschap met haar voelde, was er kapot van. Een jaar later, tijdens een expeditie voor de kust bij Nice, neemt hij de kwal waar. De lange tentakels doen hem denken aan de blonde haren van zijn overleden vrouw. En omdat Haeckel de eerste was die deze kwallensoort beschreef, mocht hij een naam verzinnen. Als een ode aan zijn vrouw, aan wie hij ‘alles in zijn leven te danken heeft’, verwerkt hij haar naam in die van de kwal. Voor Haeckel was de kwal niet een lastig, vreemd wezen. Hij zag de schoonheid van het dier en projecteerde zijn leven en lot erop. De natuur was voor hem een spiegel van zijn innerlijk leven.

Ondersteboven in zee en hemel

mangrovekwal

Vergeet in Artis vooral het aquarium niet, want daar is bovenstaande kwal te zien! Een schitterend beest: de mangrovekwal. Maar daarover zo meer.

Het was een zonovergoten zomerdag, op het strand bij Egmond. Oostenwind, dus ‘kwallenwind’. Bij bosjes lagen ze langs de vloedlijn, als gestrande Ufo’s. Maar we hadden er iets op gevonden, de jongetjes. We vormden de ‘kwallenbrigade’. Met onze scheppen lepelden we de puddingen op, en wierpen ze in een kuil. Tenslotte volgde het hoogtepunt: gillend en joelend hakten we de kwallen in stukjes.

Helden voelden we ons.

Maar ik was een held op sokken. Ik deed wel mee met de jongens, natuurlijk, want je wilt bij de groep horen. Maar die laatste fase, dat euforisch hakken, kreeg ik niet voor elkaar. Ik hoor nu nog de stem van één van de jongens: ‘Ze leven toch niet!’ Hij heeft me niet over de streep getrokken. Stil zag ik het aan en hoopte op westenwind. Want dan kwamen de golven, en werd de zee helder, zonder kwallen.

Pas later besef je dat die scène bij de kwallenkuil ethisch-filosofisch van karakter was. Want wát is leven eigenlijk? Hoe definieer je het? Dit soort grensvragen komen bij uitstek naar voren bij dieren die ver van ons af staan. Met gewervelde dieren identificeren we ons gemakkelijk, omdat we hun bouw herkennen, hun gedrag. Maar bij kwallen, en veel andere ongewervelde dieren, ligt dat anders. Vanuit ons mens-zijn hebben we geen aanknopingspunten, letterlijk herkennen we kop noch staart aan deze exotische geleiklompen. En dan zijn ze ook nog eens lastig tijdens warme stranddagen. Kortom: alle ingrediënten zijn aanwezig voor het ontstaan van een vijandbeeld en een daarbij horend (kwallen)legertje. Hakken! We zullen de scheppen pas neerleggen als we onze afweer en afkeer weten te parkeren en ‘andersomdenken’, vanuit de eigenheid, de intrinsieke waarde van het dier.

Hoe leeft nu de mangrovekwal? Iedereen kent het oerbeeld van een kwal: een hoed met een krans van tentakels eronder. Deze kwal heeft dat bouwplan ook, maar hanteert het anders. Slechts sporadisch zwemt hij op de vertrouwde wijze. De meeste tijd draait hij zijn lijf om en zuigt zich met zijn hoed vast aan ondergrond. Vandaar zijn Engelse naam: upside-down sea jelly. Ondersteboven leeft hij, in het getijdenwater van tropische mangrovebossen. De armen strekt hij omhoog en haalt, door pulserende bewegingen van de hoedrand, het voedselrijke water naar binnen (voor een filmpje, ondersteund door een vioolconcert, klik hier).

Nu is dit al allemaal al gek genoeg, maar de koek is nog niet op, want in de gelei van de hoed stikt het van de zogenaamde zoöxantellen, microscopisch kleine algen. Die produceren zuurstof en organische stoffen, waar de kwal van profiteert. Deze samenlevingsvorm verklaart het omkeergedrag: door ondersteboven te liggen, exposeren de kwallen de algen naar het licht die daardoor optimaal aan fotosynthese kunnen doen.

En dan nog iets … de wetenschappelijke naam van dit wezen is Cassiopeia xamachana. De bioloog Henry Bigelow, die levenslang onderzoek deed naar ongewervelde dieren, koos in 1900 deze naam uit. Het is een ontroerende gedachte dat hij het mythologische verhaal rondom Cassiopeia hiervoor uitkoos … ze was een ijdele vrouw die tegen iedereen opschepte over haar schoonheid. Ze beweerde zelfs mooier te zijn dan de Nereïden, de dochters van de zeegod Nereus. Die zinde op wraak en stuurde het vernietigende watermonster Ceto. Het onheil was alleen te voorkomen als Cassiopeia haar dochter, Andromeda, zou offeren. Maar gelukkig kwam Perseus langs, op zijn vliegende paard, en doodde het monster.

Tijdens zijn zeereizen moet Bigelow vaak omhoog hebben gekeken, naar de sterrenhemel. En daar is Cassiopeia ook, als een sterrenbeeld tegenover de Grote Beer, aan de andere kant van de Poolster. De vijf heldere sterren waaruit het bestaat vormen samen de letter een ‘W’: de troon van Cassiopeiea waarop ze, gezeten voor de spiegel, haar haren kamt. Maar het loopt niet goed af met die ijdele vrouw, want het sterrenbeeld staat niet stil, draait om, vormt een ‘M’ … en Cassiopeia valt naar beneden … zoals de mangrovekwal!