De eiken van Wodan

Als inwoner van Haarlem loop ik regelmatig rondjes door het prachtige Teylers Museum. Lekker losjes dwalen door de zalen, langs vitrines met fossielen, stenen en natuurkundige instrumenten, niet specifiek op zoek naar iets in het bijzonder. Toch is er altijd wel iets nieuws te ontdekken, zoals aan het begin van dit jaar. Ik stopte bij een landschapsschilderij, ongeveer zestig bij tachtig centimeter groot. Vaag kende ik het wel, maar nooit keek ik er nauwkeurig naar. Het bleek een werk te zijn van een voor mij onbekende schilder, Johannes Warnardus Bilders (1811-1890). Een weelderig landschap, met op de voorgrond monumentale eiken aan de oever van een beek. Een uiterst romantisch tafereel. Het was met name de titel die me deed opveren: Wodanseiken aan de beek in Wolfheze … ach ja … die geheimzinnige wodanseiken waarvan ik me al jaren voorneem ze eens een keer op te zoeken. Dit jaar maar eens écht een keer doen … 

Ik liep verder en mijmerde nog wat door over de wodanseiken. En toen borrelde een jeugdherinnering op. De lagere school. Af en toe kwam het hoofd van de school langs. Een indrukwekkende, strenge man waarvan we wisten dat hij meesterverteller was, vooral van verhalen over de geschiedenis. We hingen aan zijn lippen, als hij fluisterzacht sprak of juist met donderende stem. Hij gooide brandende lucifers in het dorre stro van het verleden. Op een keer vertelde hij over Wodan, die Germaanse oppergod van wijsheid, oorlog en dood. De inhoud van zijn verhaal weet ik niet meer, maar wel de tekening die hij tijdens het vertellen op het bord schetste, losjes maar treffend. Ik zie zijn interpretatie van Wodan nog voor me, als een soort Sinterklaas zonder mijter, met aan zijn voeten een hond en op elke schouder een grote, zwarte vogel. 

In het museumcafé, onder het genot van een cappuccino, meteen maar even mijn geheugen gecheckt, wat tegenwoordig zó is gedaan, met dat internet binnen handbereik. En inderdaad: mijn herinneringsbeeld klopte aardig met de afbeeldingen die ik aantrof. Wel moet de hond een wolf zijn geweest, dat symbool van kracht, moed en trouw. En de vogels waren waarschijnlijk raven, boodschappers tussen hemel en aarde. Ja, ademloos waren we, van zijn levende woorden, zijn rake tekeningen. Kortom, daar in het museumcafé werden de wodanseiken definitief in me geplant. Het was alleen nog maar wachten op het goede moment om af te reizen naar Wolfheze. Een paar maanden later was het zover, toen B. voorstelde een voorjaarswandeling te gaan maken. Direct stelde ik voor om naar de wodanseiken te gaan en zonder nadenken stemde hij in. Logisch, want voor gewone eiken reis je niet af, maar voor zoiets exotisch als wodanseiken natuurlijk wel!

We troffen elkaar bij het stationnetje van Wolfheze, gelegen op de zuidelijke Veluwezoom. We vonden een rondwandeling met blauwe paaltjes die ons naar de plek zou leiden. Binnen een half uur waren we er. Een bankje markeerde de plek. Achter een houten hek pronkten een aantal kromgegroeide, diepgegroefde, eeuwenoude zomereiken. Hier ergens moet Bilders zijn schilderij hebben gemaakt, hoewel de plek niet precies is te traceren, ook omdat het landschap in de tussentijd flink veranderd is. Op het bankje vertel ik aan B. over het schilderij dat ik in het Teylers Museum zag en wat ik van de schilder weet. Bilders ontdekte het gebied rond Wolfheze in 1841 en raakte er direct door gefascineerd. Hij ging zelfs in de buurt wonen, in het nabijgelegen Oosterbeek. Daar ontstond, vooral door zijn invloed, een kunstenaarskolonie (de Oosterbeekse School), met namen als Anton Mauve en Willem Maris. Zij trokken naar buiten met hun schilderkisten en portretteerden het plattelandsleven, het glooiende landschap, de beek … en de eiken, waarvoor Bilders zelf de naam wodanseiken verzon. Op internet circuleert een prachtig verhaal over hem. Hij hield ceremoniële rituelen bij de beek, gekleed als druïde. Er wordt gezegd dat hij de aanwezigen doopte met water uit de beek en de zegen uitsprak in de naam van Wodan. Feit of fictie? Hoe dan ook, het verhaal is te lekker om te negeren, en ik acht het ook niet onwaarschijnlijk. Want als je je rationele brein even opzijzet, dan voel je dat deze plek bijzonder is. Veel van de ingrediënten, die mensen vroeger op het spoor zetten van ‘heilige’ plekken, zijn er aanwezig: water, heuvels, oeroude bomen. 

We lopen verder langs de blauwe paaltjes. En dan blijkt dat niet alleen de eiken fascineren, maar het hele omringende gebied. Op meerdere plekken zijn er grafheuvels te zien, meer dan drieduizend jaar geleden opgeworpen, in de bronstijd. Dit is een streek waar mensen altijd naar toe zijn getrokken, waar ze handelswegen aanlegden en waar ze hun doden begroeven. De menselijke geschiedenis hier is oeroud, wat het makkelijker maakt om het intense geruis van die andere weg, de A50, dwars door het gebied aangelegd, te accepteren. 

Een paar dagen later keer ik terug naar het Teylers Museum, om nog eens naar het schilderij te kijken. Maar het is vreemd: het hangt er niet meer. Als ik via email een vraag hierover aan het museum stel, krijg ik te horen dat het schilderij vanwege een tentoonstelling tijdelijk van de zaal is verwijderd. Als pleister op de wonde krijg ik een genereus aanbod om in het depot van het museum te komen kijken. Een paar dagen later ga ik via de achteringang naar binnen. Ik voel me een beetje een vip als speciaal voor mij de dikke deur van het depot wordt opengeschoven. Binnen rolt de medewerkster één van de zware schilderijenrekken opzij … ja … daar is het, nu niet hoog aan de wand hangend, maar bijna staand op de vloer. Spontaan zak ik door mijn knieën, net als de medewerkster. En zo zitten we daar te turen, dicht op de huid van het schilderij. We zien hoe vakkundig het is gemaakt, hoe precies de eiken zijn geschilderd. En dan zie ik een detail wat ik me niet herinner van de zaal. Bilders heeft twee mensjes geschilderd, zo te zien een vrouw en een kind, zittend op de schuine oever van de beek. En ineens verandert het perspectief van het schilderij en worden de bomen groter. Het is een bekend schilderkundig trucje, zoals Pieter Saenredam dat in de zeventiende eeuw al toepaste, om zijn kerkinterieurs groter en imposanter te laten lijken. Oftewel: alleen ogenschijnlijk schildert Bilders naar de waarneming. Eigenlijk symboliseert hij en zegt: de natuur is groter dan de mens, is meer dan wat je ziet, meer dan de concrete bomen, de beek, de wolken. Voor hem was de natuur een verhaal dat de verbeelding aan de macht brengt en waarin je zelfs de aanwezigheid van een oude Germaanse oppergod kan vermoeden. Toegegeven, de visie van Bilders is uiterst romantisch van aard en draagt het risico in zich kitschkunst tot gevolg te hebben. En dat is iets waar onze hedendaagse, rationele ogen slecht tegen bestand zijn. Wij willen vooral nuchter zijn, objectief, causaal-analytisch. Maar daardoor zijn we ook afstandelijker geworden, minder verbonden met die natuur. Ik begrijp die Bilders wel en bewonder zijn schilderij, dat inmiddels een ijkpunt is binnen mijn dwaaltochtjes door het Teylers Museum.

3 gedachtes over “De eiken van Wodan

  1. ciliaborn's avatar ciliaborn

    Een mooi verhaal, Frans! Ik ga de volgende keer als ik het Teylers ben op zoek naar het schilderij. En wie weet kom ik ook nog eens te wandelen in en rond Wolfheze. Dat heb je met dit verhaal zeker aantrekkelijk gemaakt!

  2. ruimtevoorhetveen's avatar ruimtevoorhetveen

    Mooi Frans! Ik was er vorig jaar, bij die Wodanseiken, in de stromende regen. Een plek met betekenis, mooi door jou verwoord.

    Hartelijke groet,

    Peter de Ruyter, landschapsarchitect

    http://www.peterderuyterlandschap.nl

    Nu in de boekhandel: de tweede, herziene druk van ‘Vloeiend landschap’. Geactualiseerde editie met extra hoofdstuk.

    >

Plaats een reactie